Dat wat we gebroken hebben, repareren met goud.

Dat wat we braken, repareren met goud.

Wat te doen in een midlifecrisis?


Het lijkt erop dat we momenteel op veel gebieden in de fase van de midlifecrisis zijn beland, een fase waarin we het gevoel hebben, vastgelopen te zijn in de aardse modder. De veraardsing heeft zijn dieptepunt bereikt. We zijn beland in wat ook wel ‘het ijzeren tijdperk’ wordt genoemd. We worden geregeerd door macht en geld en zoeken ons geluk in de consumptie van materiële goederen. Alles is door onze eenzijdige gerichtheid op materie en door ons verstandelijk denken versteend en ontdaan van zijn spirituele identiteit. Alleen wat we kunnen aanraken, zien en wetenschappelijk kunnen bewijzen, bestaat echt. We zijn verdwaald omdat we niet door onze eigen mist heen kunnen kijken. Wij zijn de horizon van ons bestaan kwijtgeraakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat gevoelens van eenzaamheid en zinloosheid ons in toenemende mate overvallen.

 

Midlifecrisissen kennen we als een natuurlijke fase in ons persoonlijk leven rondom ons veertigste levensjaar, maar ook organisaties, culturen, religies en politieke en filosofische stromingen komen onherroepelijk in deze fase terecht. De geschiedenis laat dit alsmaar opnieuw zien.

 

Geschiedenis houdt zich bezig met ‘wat geschied is’ en probeert nauwkeurig na te pluizen wat er precies is gebeurd en waarom, met de bedoeling om inzicht te krijgen in het verleden, in de manieren van denken en handelen en de achtergronden hiervan, met als doel te leren van het verleden. Dit is noodzakelijk om ons als mens en als maatschappij steeds verder te kunnen ontwikkelen. Groeien en ons ontwikkelen vereist voortdurend om te leren van het verleden door te kijken naar wat we goed doen en wat fout en wat om gedragsverandering vraagt.

Gedragsverandering vraagt op de eerste plaats om ons gedrag dat niet goed is voor ons welzijn, het samenleven met de mensen om ons heen of voor het goed functioneren van de maatschappij en de aarde, niet te ontkennen maar er open naar te kijken, het te herkennen en te erkennen.

Als we ons bewust zijn van ons gedrag en dat niet meer willen, kunnen we op zoek gaan naar welk gedrag dan wel goed zou zijn voor onszelf en onze omgeving en welk gedrag binnen onze mogelijkheden ligt. Als we dat gedrag helder voor ogen hebben, kunnen we stapsgewijs en met vallen en opstaan proberen om dat gedrag in de praktijk te brengen én het proberen vol te houden ook als het niet altijd lukt. De beloning is een beter leven voor onszelf en voor en met anderen.

Geschiedenis is dan ook alleen zinvol als ze ons niet alleen inzicht geeft in het denken en handelen in een bepaalde periode, maar als ze ook als spiegel fungeert voor ons eigen handelen als individu en maatschappij.

 

Geschiedenis laat niet alleen ons denken en gedrag zien, maar kan ook inzicht geven in natuurlijke ontwikkelingsprocessen. Zo kan de bestudering van onze ontwikkeling van baby tot volwassene en oudere de ontwikkelprocessen en -stadia hiervan bloot leggen die ons kunnen helpen bij het begeleiden en bijsturen van onze groei en ontwikkeling. We vinden het normaal dat kleine kinderen vallen als ze leren lopen omdat we inzicht hebben in’ het leren-lopen-proces’. We kunnen pubers helpen om goed door hun moeilijke puberteit heen te komen als we inzicht hebben in wat er in die levensfase allemaal gebeurt. Hetzelfde geldt voor de persoonlijke midlifecrisis en de fase na de pensionering.

 

Leven is in essentie groei en ontwikkeling en de daarmee samenhangende voortdurende veranderingen. Als er geen groei meer is, treedt er verval op en uiteindelijk het einde of de dood.

Natuurlijke ontwikkelingsprocessen hebben allemaal een aantal overeenkomsten, of ze nu betrekking hebben op onze persoonlijke ontwikkeling, ontwikkelingen in de natuur, in organisaties of in de maatschappij. Allemaal kennen ze een ontkiemings-, een bloei- en een verouderings- en sterffase met daarna de mogelijkheid tot een frisse en nieuwe herstart, zoals we die jaarlijks zien in de lente, na de renovatie van gebouwen, na reorganisaties van bedrijven of na het kiezen van nieuwe wegen na een persoonlijke of maatschappelijke crisis. Als iets doodloopt, wil dat niet zeggen dat dat het absolute einde is. We kunnen omdraaien en nieuwe wegen zoeken en vinden.

 

Als een voorbeeld van de overeenkomsten tussen verschillende natuurlijke ontwikkelingsprocessen kunnen we kijken naar de ontwikkeling van de opeenvolgende religies en die vergelijken met ons persoonlijk ontwikkelingsproces.

In onze kindstijd zijn we nog sterk verbonden met de wereld waar we vandaan komen, de ongrijpbare wereld die we de spirituele wereld of de zielenwereld noemen, de wereld waar we ook weer naar toegaan na onze dood. Als kinderen zijn we nog met die wereld verbonden, hebben we iets onbevangens, iets speels en een intuïtieve open gerichtheid, leven we vanuit de impulsen van onze ziel en ontwikkelt ons fysieke lichaam zich naar volwassenheid. In deze fase ligt het accent op de ontwikkeling van onze gewaarwording, onze gewaarwordingsziel waarin het ervaren, beleven en ontdekken van onszelf en de omgeving centraal staan.

In de periode van volwassenheid verbinden we ons meer en meer met de aardse materiële wereld. In deze periode ontwikkelen we onze persoonlijkheid door midden in het aardse leven te staan en door de confrontatie met situaties en mensen. In deze periode van veraardsing ligt het accent op de ontwikkeling van ons verstand, onze verstandsziel en raken we steeds verder af van de spirituele wereld. Na deze verstandsfase komen we in de fase waarin de bewustzijnsziel zich ontwikkelt en komen we geleidelijk weer in contact met de spirituele wereld. Vanuit deze wereld zijn we naar de aarde gekomen om op deze bijzondere aardse school van alles te leren. Met alles wat we geleerd hebben, gaan we weer terug naar daar waar we vandaan zijn gekomen, dat we ‘de hemel’ zijn gaan noemen.

 

Binnen het ontwikkelingsproces van de verschillende religies herkennen we de beschreven ontwikkeling van het kind naar volwassenheid, van de intuïtieve kindsheidfase van het Hindoeïsme naar de verstandsfase van het Christendom en de Islam. In de begintijd van het Hindoeïsme hadden mensen heimwee naar de wereld waar ze vandaan kwamen, waren ze op de hemel gericht en kenden ze vele goden die hen moesten helpen de mysterieuze verschijnselen en de ingewikkeldheid van het leven op aarde enigszins te kunnen duiden. Goden en sprookjesachtige verhalen beheersten het leven.

Naarmate mensen meer inzicht kregen in hoe de wereld en mensen in elkaar zaten, ontwikkelde zich het verstand, het verstaan der dingen, en ontstonden er levensfilosofieën die plaats maakten voor de sprookjesachtige verhalen. Deze ontwikkeling leidde tot een toenemende aandacht voor de aardse realiteit en tot religies waarin de vele goden verdwenen en waarin het inzicht ontstond dat aan alles maar één oerenergie ten grondslag ligt, wat leidde tot monotheïstische religies.

De verdere veraardsing leidde ten slotte tot religies die tegelijk wereldlijk en geestelijk over de mensen regeerden en waar staat en religie niet meer gescheiden waren of twee handen op één buik.

Toen mensen zich tegen overheersing gingen verzetten, leidde dat vooral in de westerse wereld tot het ontstaan van steeds meer democratie en tot ontkerkelijking, tot secularisatie.

Het zoeken naar een goed functionerend democratisch stelsel is nog volop bezig, een proces waarin een evenwicht wordt gezocht tussen de verworven vrijheid en de verantwoordelijkheid voor het geheel en ontstaat er regelmatig chaos omdat we daarin nog geen stabiel evenwicht hebben gevonden.

Ook de ontkerkelijking is in het Westen nog volop bezig waardoor we, net zoals na de pensionering, de kans lopen in een zwart gat te vallen. We hebben ons dan wel ontworsteld aan de dwingende religieuze regels, maar moeten nog leren om eigen en nieuwe gemeenschappelijke regels te formuleren die ons richting geven in het ingewikkelde leven.

 

Het lijkt erop, zoals in het begin van dit verhaal al vermeld, dat we momenteel op alle gebieden in de fase van de midlifecrisis zijn beland, een fase waarin we het gevoel hebben vastgelopen te zijn in de aardse modder. De veraardsing heeft zijn dieptepunt bereikt. We worden geregeerd door macht en geld en zoeken ons geluk veelal in de consumptie van materiële goederen. Alles is door onze eenzijdige gerichtheid op materie en door ons verstandelijk denken versteend en ontdaan van zijn spirituele identiteit. Alleen wat we kunnen aanraken, zien en bewijzen bestaat echt. Erkende het Hindoeïsme alleen ‘de hemel’, wij erkennen alleen het aardse, het tastbare. De onzichtbare oerenergie die ons en alle materie heeft voortgebracht en ondersteunt, is uit ons dagelijks leven en uit ons bewustzijn en aandachtsveld verdwenen. We zijn wezen geworden. We weten niet meer wat we met het leven aanmoeten met als gevolg dat we vluchten in allerlei niet gelukkig makende activiteiten en we worden overvallen door een algemeen gevoel van zinloosheid.

 

Deze constatering kan bedrukkend werken, maar kan tegelijk het begin zijn van de oplossing van de crisis waarin we zijn beland. En die kunnen we op het spoor komen door ons onder andere te verdiepen in onze persoonlijke midlifecrisis en die van organisaties.

 

Rond ons 37ste levensjaar vragen we ons af: ‘Waar ben ik aangeland? Is dat wat ik eigenlijk wilde en wil’. We hebben ontdekt dat niet alles kan, we worden geconfronteerd met onmacht en beperkingen. We hebben ons vanuit ons jeugdig enthousiasme in de wereld gestort en ontdekken nu dat wijzelf en de mensen en de wereld hun beperkingen hebben en dat het leven niet verloopt zoals we ons dat hadden voorgesteld. We beginnen ons en ons leven te doorzien. We worden geconfronteerd met de realiteit van het leven waardoor we worden gedwongen tot herbezinning en om onze diepste dromen opnieuw en realistischer te dromen en vorm te geven.

Crisissen zijn niet alleen een teken dat er iets mis is, dat we niet de goede dingen doen of dingen niet goed doen, maar kunnen ook de aanzet zijn tot vernieuwing, tot een nieuwe lente. Rond ons 42ste levensjaar kiezen we dan ook vaak voor een nieuw koers, voor veranderingen. Op basis van de kritische vragen over wat we tot nu toe hebben gedacht en gedaan en wat onze diepste dromen waren en zijn, kiezen we vaak voor een nieuwe baan, een vernieuwde of nieuwe relatie en voor een andere levenshouding en krijgt het leven weer nieuw perspectief en komt er na de saaie donkere en bedrukkende winter een zonnige lente.

Vanaf de leeftijd van ongeveer 42 jaar neemt onze biologisch fysieke ontwikkeling af, maar krijgt ook onze spirituele intuïtieve kant weer meer ruimte omdat we in de fase terechtkomen waarin het accent ligt op de ontwikkeling van onze bewustzijnsziel. We komen in een fase waarin ons bewustzijn groeit en we gaan zien dat er meer is dan het hier en nu en deze aarde. Deze fase betreden we vanzelf als we ons ervoor open stellen, als we het intuïtieve van het kind weer de ruimte geven boven ons verstand.

 

Niet alleen belanden wijzelf doorgaans in de midlifecrisis, ook organisaties overkomt dat.

Professor Bernard Lievegoed beschrijft in zijn boek ‘Organisaties in ontwikkeling’ drie fasen die een organisatie doorloopt vanaf het ogenblik van ontstaan:

De eerste fase is de pioniersfase die gekenmerkt wordt door enthousiasme en een geringe omvang van de organisatie waarin iedereen iedereen kent en de communicatie formeel en gemakkelijke verloopt. Tevens ontbreekt er een sturende organisatiestructuur, dus vastgelegde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Enthousiasme en informele contacten zijn de motor van de organisatie in de pioniersfase. Zaken lopen goed zonder dat ze precies zijn geregeld, mensen zijn bereid over duizend en een dingen heen te stappen en het gewoon te vinden het aantal overeengekomen werkuren te overschrijden. Deze fase heeft kenmerken van de fase van verliefdheid.

 

De tweede fase is de bureaucratische differentiefase. Deze ontstaat uit het gegeven dat het eerste enthousiasme van mensen na verloop van tijd afneemt. Mensen beginnen te voelen dat de ongebreidelde inzet veel energie kost en ten koste gaat van andere levensaspecten. Maar ook beginnen zaken te irriteren die men vroeger voor lief nam, zoals ongelijke inzet, zaken die niet lopen en karakterverschillen. De organisatie groeit en daardoor kent iedereen niet meer iedereen en nieuwkomers kunnen niet putten uit het enthousiasme van de pioniersfase. Daardoor begint de motor van de pioniersfase te haperen. Dit vereist nieuwe structuren.

Kenmerken van de differentiefase zijn duidelijk taakomschrijvingen, regels, werkschema’s, gestructureerd werkoverleg, kortom een organisatie waarin niet het enthousiasme de motor is maar het verstand. Deze fase wordt dan ook wel de verstandsfase genoemd. Er is sprake van een wetenschappelijke bedrijfsvoering met een taakverdeling op basis van kwaliteiten en een hiërarchische coördinatiestructuur die alles op elkaar afstemt. Deze fase is te vergelijken met de fase van na de verliefdheid. De fase van alles samen, van de twee-eenheid maakt plaats voor een fase waarin we zaken zo regelen dat de eigenheid van de beide partners tot zijn recht komt en we zo de conflicten kunnen vermijden die ontstaan door de verscheidenheid van de partners.

 

De derde fase is de integratiefase. Deze fase is noodzakelijk om uit de midlifecrisis van de organisatie te komen. De noodzaak komt voort uit het feit dat in de differentiefase de betrokkenheid van mensen bij de organisatie langzaam verloren gaat. Mensen voelen zich gereduceerd tot een van de vele bedrijfsonderdelen. Niet de mens is het uitgangspunt van de structuur van de organisatie maar de effectiviteit en daarmee verbonden efficiënte procedures en processen, wat leidt tot bureaucratisering, coördinatie- en motivatieproblemen en een samenklontering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de top. Deze ontwikkeling leidt automatisch tot een organisatie die gaat kraken en als geheel slecht gaat functioneren.

De integratiefase moet er dan ook voor zorgen dat mensen blijvend gemotiveerd zijn. Dit kan onder andere door mensen de verantwoordelijkheid en de daarbij behorende bevoegdheden te geven om hun werk zelf te plannen en op hun eigen manier uit te voeren binnen algemene gestelde kaders en dus niet door alles centraal te regelen.

Naast het delegeren van verantwoordelijk- en bevoegdheden tot diep in de organisatie moet ervoor worden gezorgd dat mensen het werk wat ze doen ervaren als een bijdrage aan hun persoonlijke groei en ontwikkeling door de integratie van organisatie- en persoonlijke doelen, wat begint bij het sollicitatiegesprek. Daar moeten niet alleen de organisatiebelangen een rol spelen maar ook de groei- en ontwikkelmogelijkheden van de eventuele toekomstige werknemers. Dit proces moet in de praktijk tot een win-winsituatie leiden.

In de integratiefase wordt ernaar gestreefd economische, technische en sociale aspecten te integreren. Zorg dragen voor de belangen van de organisatie zijn dan tevens het zorg dragen voor de belangen van de werknemers, van de mensen waarvoor de organisatie werkt en van de belangen van de maatschappij en de wereld.

De integratiefase is noodzakelijk vanuit het inzicht dat binnen het Confucianisme al leidend was: dat elk onderdeel invloed heeft op het geheel, dat alles met alles samenhangt en dat als een aspect van ons bestaan wordt verwaarloosd zowel het leven op aarde als de hele kosmos gevaar lopen en kunnen instorten. Deze fase wordt dan ook wel de bewustzijnsfase genoemd.

 

Zowel op organisatie als op maatschappelijk gebied zitten we nog in de bureaucratische differentiefase en hebben we doorgaans de weg naar de integratiefase nog niet gevonden.

Het bovenstaande laat zien dat we op een belangrijk kruispunt staan in de geschiedenis. De vraag is of daar duidelijk richtingaanwijzers staan.

Die juiste richtingaanwijzers moeten we niet verwachten van de mensen en de instituties die onze huidige cultuur en samenleving beheersen omdat, zoals Albert Einstein zei, je problemen niet oplost met het denken dat ze heeft veroorzaakt. Zij denken doorgaans alleen aan het beschermen en het in standhouden van hun eigen positie en belangen.

En wijzelf, jij en ik, zijn wij in staat om voor onszelf en de maatschappij een richting te kiezen die ons uit deze grootschalige ‘midlifecrisis’ leidt, terwijl we gevangen zitten in het bestaande systeem waarbinnen macht en geld het voor het zeggen hebben omdat wij wat betreft onze baan, inkomen en ons consumptiegedrag van dat systeem afhankelijk zijn?

 

Er zijn hoopgevende tekens dat dat het geval zou kunnen zijn. In onze persoonlijke midlifecrisis zijn wij in staat om het roer om te gooien, dat hebben miljoenen mensen bewezen, dus waarom zouden we dat ook niet kunnen op maatschappelijk gebied. Ook zijn er steeds meer organisaties die nieuwe bedrijfsstructuren invoeren die richting de integratiestrategie gaan en zijn er duizenden kleinschalige experimenten op het gebied van milieu, techniek en organisatie die oude vastgeroeste structuren en gedrag kunnen vervangen. De basis van al deze vernieuwingen wordt gevormd door het bewustzijn dat het anders moet en anders kan. En bewustzijn, het ons bewust worden van de situatie waarin we ons bevinden, die te doorzien en te erkennen, vormt, zoals al eerder gezegd, de basis van elk veranderingenproces.

 

Ons bewustzijn is gegroeid als gevolg van een lang emancipatieproces, waarvan het moment waarop we als kleuter zeggen ‘Ikke zelf doen’ een van de eerste in het oog springende momenten is, gevolgd door een reeks momenten die alles te maken heeft met onze groei naar volwassenheid, het zelf bekwaam worden, naar het moment waarop we ons leven zelf in handen kunnen nemen en we los komen van de zeggenschap en verantwoordelijkheid van onze ouders.

De pubertijd is een ultiem voorbeeld van onze persoonlijke emancipatiestrijd. Alle strijdelementen van het algemene emancipatieproces zijn er in aanwezig, zoals serieus genomen willen worden, respect vragen of afdwingen voor onze eigenheid, inspraak en zeggenschap vragen over zaken die met ons leven te maken hebben, staan voor het mogen hebben van onze eigen ideeën, dromen en opvattingen en het zelf mogen bepalen wat we met ons leven doen. Dit proces en het proces van groepsmens naar individu en elk ander emancipatieproces van mensen en groepen zijn een onlosmakelijk onderdeel van datgene wat onze diepste en vaak niet bewuste levensdoelen zijn: onze diepste innerlijke hang naar bewustzijn, naar vrijheid en naar verbondenheid.

Ons bewust worden van wie we zijn, wat ons beweegt, wat onze dromen zijn en wat onze sterke en zwakke kanten, is een voorwaarde om vrij te zijn, om te kunnen handelen vanuit onszelf en niet vanuit datgene wat de omgeving ‘van ons vraagt’, om zo diegene te worden die we diep in onszelf willen zijn. Een tulp wil en kan alleen een tulp worden en geen boom.

Vrij zijn op haar beurt is een voorwaarde om echt oprecht betrokken te kunnen zijn op onze omgeving. Dat wil zeggen dat we pas echt bij anderen betrokken kunnen zijn als we kunnen zijn wie we zijn en anderen niet nodig hebben als een soort zelfbevrediging, als een middel om onszelf waardevol te vinden, om van ons zelf te kunnen houden. Dat is immers geen echte betrokkenheid, maar afhankelijkheid.

De toename van ons persoonlijk bewustzijn is ook een voorwaarde voor de groei van het algemene bewustzijn. In tegenstelling tot wat de meeste neuronwetenschappers beweren, ontstaat bewustzijn niet in onze hersenen maar in het persoonlijke bewustzijnsveld dat deel uitmaakt van een groot algemeen bewustzijnsveld dat zich buiten onze hersenen bevindt en waarop onze hersenen met een ‘USB stick’ zijn aangesloten. Het bewustzijnveld staat los van de materiële wereld en is dan ook niet vergankelijk. We kunnen als persoon niet alleen bijdragen aan de groei van het algemene bewustzijnsveld, maar ook ons eigen bewustzijn laten groeien door eruit te tanken. Dit is mogelijk als we ons ervoor openstellen door aandacht te geven aan ons hart-, zielengebied, onze intuïtie te gebruiken en te vertrouwen op onze intuïtieve ingevingen die verschillen van instinctieve ingevingen. Deze laatste zijn gebonden aan ons aardse zijn en waarschuwen ons bijvoorbeeld voor gevaar en laten ons daar op de juiste manier op reageren.

Net zoals ons verstand kunnen we ook onze intuïtie trainen door bijvoorbeeld, in navolging van oosterse religies, stil te zijn, rust te vinden, te mediteren en door het beoefenen van yoga. Naarmate het bewustzijn groeit, zal het zich buiten de grenzen van de materie begeven en ontdekken we dat de materie en de aarde maar een onderdeel zijn van een groter samenhangend geheel, dat gestuurd en ondersteund wordt door een oerenergie waaraan we door de geschiedenis heen allerlei verschillende namen hebben gegeven, zoals God, Jahweh, Allah, het Alles, het Oer-ene, het Absolute en de Wereldziel.

 

Bij elke crisis worden we niet alleen geconfronteerd met onszelf maar krijgen we ook energie om de crisis op te lossen. Net zoals een ziekte ons immuunsysteem mobiliseert, mobiliseert een crisis energie om de crisis op te lossen. En net zoals we in ons aardse wereld bij ziekte de hulp krijgen van de medische wereld, zo krijgen we, omdat we ook deel uitmaken van de spirituele wereld, hulp van de spirituele wereld als we die vragen en ervoor openstaan.

 

Zoals al gezegd, bevinden we ons op heel veel gebieden in een midlifecrisis en staan we op een kruispunt waar nog geen richtingaanwijzers staan. Maar als de nood het hoogst is, is de redding nabij en krijgen we hulp van zowel aardse als ‘hemelse’ energieën.

Door de steeds opeenvolgende standen van de zon ten opzichte van het planetenstelsel verlaten we momenteel het Vissentijdperk waarin we zijn vastgelopen en komen we in het Watermantijdperk dat onze bewustzijnsenergie zal verhogen waardoor we ons bewustzijn kunnen uitbreiden tot buiten de grenzen van de materie, wat ons zal helpen om ons langzaam uit de modder van ‘het ijzeren tijdperk’ te trekken doordat we inzicht krijgen in het grotere geheel waarbinnen we functioneren en we zicht krijgen op de integratiefase waarvan, zoals al gezegd, de basis wordt gevormd door het inzicht dat elk onderdeel invloed heeft op het geheel, dat alles met alles samenhangt en dat als een aspect van ons bestaan wordt verwaarloosd zowel het leven op aarde als de hele kosmos gevaar lopen en kunnen instorten.

 

Ook religies zijn net zoals wij veraards en hebben daardoor hun oorspronkelijke open verbinding met de spirituele wereld verloren en zijn ze net als organisaties verzand in structuren waarin niet meer de groei van mensen centraal staat. Hierdoor zijn ook zij in een midlifecrisis beland en hebben ze hun oorspronkelijke functie als richtingwijzer naar ‘de hemel’ verloren. En deze functie zal alleen nog maar afnemen omdat we door het beschreven emancipatie- en bewustzijnproces in een nieuwe fase zijn beland waarin ‘richtingaanwijzers’ die van bovenaf worden opgelegd niet meer worden geaccepteerd. We bevrijden ons steeds meer van de invloed van mensen en instituten die ons precies voorschrijven wat we hebben te doen om een goed mens te zijn en we zijn zelf steeds meer in staat om ons zelf te verbinden met de spirituele wereld. Dit wil niet zeggen dat de oorspronkelijke wijsheden en aansporingen van de religies daarmee ook hun waarden hebben verloren. Als ze ontdaan worden van de veraardse dwingende en verstarde bast, kunnen ze ons helpen bij het vinden van eigen nieuwe richtingaanwijzers in de kleur en taal van deze tijd, die passen bij dit stadium van de groei en ontwikkeling van de mens als verstandswezen naar een mens als verstands- én zielenwezen dat is verbonden met de aarde én de hemel. Ons tijdelijk verblijf als spiritueel wezen op deze aarde is bedoeld als een uitermate geschikte weg om te groeien en ons te ontwikkelen. En als we dat doen, krijgt het leven zijn bestemming en voelt het als zinvol en zullen we geluk ervaren. We willen immers net als een tulp groeien en bloeien, alsmaar, in iedere nieuwe lente en zomer.

 

Crisissen horen bij het leven, bij onze groei en ontwikkeling. Als het leven zich niet meer in positieve zin ontwikkelt, ontstaat er automatisch een crisis. Deze kan zowel betrekking hebben op onze fysieke en psychische groei als op maatschappelijke, economische, ecologische en andere ontwikkelingen. We lopen vast, er zit geen groeikracht meer in de manier van ons denken, voelen en handelen, of situaties passen hier niet meer bij. Ons huis is te klein of te oud of onze werksituatie of relaties zijn niet meer bevredigend. Dit soort situaties vraagt om vernieuwing in de vorm van renovatie of vervanging. We kunnen dan dat wat niet meer voldoet, dat wat ‘gebroken’ is, repareren met goud, dat wil zeggen kiezen en ons inzetten voor een situatie die ons leven weer doet stralen. Een situatie waarin we als persoon of maatschappij weer kunnen groeien en ons ontwikkelen tot diegenen die we in ons diepste wezen willen zijn.


Valkenburg, februari 2021

© Harrie Bielders