Een trap van steen en wolken

Een trap van steen en wolken.

De levensloop van de mens.


Inhoud.

 

1. Voorwoord.            

2. Wat en wie bepaalt mijn leven.           

3. Mijn rugzakje.

4. Ligt er een bepaald stappenplan aan mijn leven ten grondslag?                                        5. Overzichten van de verschillende levensfasen.      

6. De tijd waarin we leven.

7. Levenssferen en -trappen.

8. Literatuur.

9. Bijlage.                   


1. Voorwoord.

 

Het doel van het leven, van het op weg zijn door de jaren, is volgens mij om te groeien en ons te ontwikkelen tot vrije, bewuste en liefdevolle mensen. Net zoals een bloem- en bladknop zich in het voorjaar op een wonderbaarlijke wijze ontvouwen, willen wij van nature onze lichamelijke en geestelijke capaciteiten ontwikkelen en tot bloei laten komen. Waarom voelen we ons zo voldaan als we een diploma hebben gehaald, iets konden wat we eerst niet konden, na een moeizame klim de top van de berg bereikt hebben, de baan hebben gekregen die we echt wilden en waarvoor we hard hebben gewerkt?!

Baby’s oefenen onbewust al hun spieren en bewegingen om na enige tijd te kunnen lopen. Het is ontroerend om te zien hoe ze waggelend, lachend en met de armen hoog in de lucht hun eerste zelfstandige stapjes zetten. En ook al vallen ze vele malen, iedere keer staan ze weer op en proberen het op nieuw, vol vertrouwen en plezier in het leven.

 

We zijn op weg, jij, ik. En ook al staan we soms letterlijk of figuurlijk stil, de tijd voert ons mee door de dagen, weken, maanden en jaren, door de jaargetijden, de verschillende levensfasen en de specifieke tijd waarin we leven, waarin we mensen, situaties en gebeurtenissen tegenkomen die we vaak niet zelf bepalen maar die gewoon op onze weg komen en die ons uitdagen, waardoor we kunnen groeien en ons ontwikkelen.

Deels zijn we vrij in wat we doen en de wijze waarop we ons leven leiden, deels hebben we, of we het willen of niet, gewoon de algemene levensprocessen te doorlopen, zoals die van de groei van kind naar volwassene en die van het ouder worden.

 

Elke levensfase geeft voor onze groei en ontwikkeling een groot aantal mogelijkheden en heeft niet alleen zijn eigen opgaven maar minstens evenveel gaven. Het leven brengt ons stap voor stap verder en is als een trap van steen en wolken, met moeilijke perioden die ons uitdagen en perioden van voldoening die ons moed geven om iedere keer weer verder te gaan.

In dit boekje probeer ik de grote lijnen van het verloop van deze levenstrap te schilderen met al zijn steile en vlakke stukken, met alle bochten en uitzichten, en het perspectief waar deze trap naar toe leidt.


2. Wat en wie bepaalt mijn leven?

 

We beginnen allen onze levensweg hier op aarde op verschillende tijden en plekken en in verschillende omstandigheden. Ik heb me voortdurend de vraag gesteld naar het waarom hiervan en waarom we als man of als vrouw worden geboren, waarom gezond of gehandicapt en waarom met een eigen karakter, aanleg en aspiraties, kortom wat en wie bepaalt mijn leven?

 

Als spiritueel wezen ben ik tijdens het geboorteproces geïncarneerd in een lichaam en dat lichaam werd geboren met specifieke genen die werden bepaald door de genen van mijn vader en moeder. Het lichaam waarin ik incarneerde heeft dus specifieke kenmerken. Toen ik werd geboren trok ik dan ook een specifieke jas aan. Daarnaast werd ik geboren in een bepaald milieu, een bepaalde cultuur, in een bepaald land en klimaat. Verder werd ik geboren in een bepaalde constellatie van kosmische energie. De datum en tijd waarop ik geboren werd, bepaalde mede het grondpatroon van mijn karakter.

Naast dit alles werd ik niet geboren als een onbeschreven blad, ik werd geboren als spiritueel wezen met een groot aantal ervaringen, als een wezen dat al een bepaalde ontwikkelingsweg had afgelegd. Het groeiproces dat ik doormaak is niet in één leven afgerond. Zoals ik jaar na jaar hier op aarde leef en elk jaar weer even terugkijk en nieuwe voornemens maak, zo leef ik leven na leven, kijk ik terug en maak ik nieuwe voornemens voor een volgend leven. Ik incarneer keer op keer, ik reïncarneer tot ik een bepaalde ontwikkeling heb gerealiseerd.

Mijn leven wordt dus mede bepaald door mijn vorige levens, mijn opgebouwde eigenheid, de genetische eigenschappen van mijn lichaam, de cultuur en het milieu waarin ik werd geboren en de kosmisch-energetische omstandigheden van mijn geboortemoment.

 

Hiermee is nog niet de vraag beantwoord waarom we in verschillende en specifieke omstandigheden worden geboren.

Na al mijn zoeken weet ik dat de complexiteit waarin ik werd geboren werd bepaald door mijzelf. Ik kom uit de spirituele wereld en heb daar teruggekeken op mijn vorig en vorige levens. En net zoals ik bij evaluaties en bij belangrijke beslissingen in mijn aardse leven hulp vraag en krijg van mensen, zo kreeg ik in de spirituele wereld liefdevolle hulp van andere spirituele wezens. Samen met hen evalueerde ik mijn aardse levens en stippelde ik op basis van deze evaluatie de weg uit voor mijn verdere groei en ontwikkeling in mijn nieuwe leven op aarde, net zoals ik en wij allemaal hier op aarde allerlei plannen maken voor onze werkcarrière, de samenstelling van ons gezin en vakanties.

Omdat ik wil groeien en me ontwikkelen, heb ik een zodanig levensplan gemaakt dat ik dingen kan ervaren en leren die ik nog niet (volledig) ken, kan of nog niet heb ervaren. Het levensplan dat ik maakte, heeft als basis mijn ervaringen en mijn doen en laten in mijn vorige levens. In mijn verleden ligt de oorzaak van de inhoud van mijn huidige nieuwe leven. In het Hindoeïsme en het Boeddhisme wordt dit Karma genoemd, de wet van oorzaak en gevolg.

Er is niemand hierboven die straft en beloont. Het proces beloont en straft zichzelf, ikzelf beloon en straf mezelf. Ik zal nu of later de gevolgen zien en ervaren van mijn eigen daden. Alles komt ooit bij mezelf terug, zowel het goede als het minder goede. Iedere keer opnieuw krijg ik kansen om verder te groeien in liefde omdat ik uit en door de Liefde geboren ben en ook alleen maar als liefde kan bloeien.

 

Voordat ik geboren werd, maakte ik dus een nieuw levensplan en bekeek ik in welke omstandigheden en met welke personen ik het beste mijn levensplan zou kunnen realiseren. Ik koos zelf mijn ouders, mijn geslacht, het milieu en de cultuur waarin ik geboren werd en het tijdstip van de geboorte.

Ook werd ik niet zomaar in een willekeurige gemeenschap geboren. In de tijd dat ik geboren werd, waren of kwamen ook personen op aarde die een belangrijke rol spelen bij de realisering van mijn levensplan. Ik maak niet alleen een levensplan voor mezelf, maar maak dat in ‘samenspraak’ met anderen, waardoor levensplannen op elkaar aansluiten. Ik werd daarom ook niet geboren als eenling maar als cohort, als een groep mensen die door en aan elkaar leren. Dit is de reden waarom we soms iemand ontmoeten die meteen vertrouwd voelt.

Ik zal in dit en verdere levens mensen ontmoeten die ik in eerdere levens heb ontmoet en met wie ik nog iets moet uitwerken of vieren. Ja, ook vieren, want leren is niet alleen zwoegen, problemen oplossen, geconfronteerd worden. Het is zeker ook het ervaren van wat mooi en goed is, wat goed doet, zoals liefde. Liefde leren toelaten en ervan leren genieten is even belangrijk als leren liefde te geven. Als je weet wat liefde echt is door het in al zijn intensiteit te hebben ervaren, is het makkelijker om het te geven. Hetzelfde geldt voor geluk. Het besef, het diepe ervaren van wat geluk is, is een voorwaarde om geluk te delen en uit te delen. Ik kan geen geld aan andere geven als ik zelf geen geld heb. Ik kan alleen echt beseffen van wat de waarde van dat geven is, als ik zelf de waarde van geld heb ervaren, me bewust bent van de waarde en ervan kan genieten.

 

Bij mijn geboorte nam ik een rugzak mee met allerlei gaven en opgaven. Ik kwam niet als een onbeschreven blad hier op aarde. Het blad stond al redelijk vol met allerlei op te lossen en in te vullen zaken, maar ook met eerder opgebouwde eigenschappen en capaciteiten, met allerlei goede recepten die ik in vorige levens heb ontwikkeld en met allerlei positieve en negatieve ervaringen, weetjes en herinneringen.

 

Samenvattend:

Ik heb dit leven zelf gekozen, de tijd en situatie. Ik heb mijn ouders gekozen en mijn ouders hebben mij gekozen, wij hebben onze levens op elkaar afgestemd. Ik heb gekozen om bepaalde mensen te ontmoeten in dit leven en er zijn mensen die mij wilden ontmoeten. We hebben voor elkaar gekozen om van en aan elkaar te leren, van elkaar te houden.

Ik heb de verworvenheden uit mijn vorige levens meegenomen om ze verder te ontwikkelen en ze te delen. Ik heb mezelf opgaven gesteld en heb leermomenten geformuleerd, om dingen te leren die ik nog niet goed genoeg doe.

Dit alles heb ik gedaan samen met andere spirituele wezens en samen met mijn helpers. Samen hebben we een levensvisie ontwikkeld voor onze levens en samen hebben we ons voorgenomen om elkaar te helpen om deze levensvisie te realiseren.

Ik ben er diep van overtuigd dat ik en wij allen dit leven niet alleen hoeven te leven, er zijn hier vele mensen om ons heen en vele helpers daar waar we vandaan komen. Naast de spirituele wezens die ons hebben geholpen onze levensvisie te ontwikkelen en die ons helpen deze levensvisie hier op aarde te realiseren, zijn er ook onze dierbaren die na hun dood daar zijn teruggekeerd. Ook zij zijn, net zoals hier op aarde, bij ons betrokken en zullen ons helpen als we er om vragen.

 

Als ik straks weer naar de wereld ga waar ik vandaan kom, als ik straks aan de hemelpoort kom, zoals in de christelijke tradities wordt gezegd, zal me de vraag worden voorgelegd wat ik heb gedaan met alles wat ik in mijn rugzakje had meegenomen. Misschien zeg ik dan vol trots dat ik vader, opa, partner, architect, docent, adviseur en schrijver was. Dan zal er gezegd worden dat ik, voordat ik incarneerde had besloten als vader, opa, partner, architect, docent, adviseur en schrijver door het leven te gaan en dat de enige relevante vraag is wat ik daarmee heb gedaan, wat ik hiermee heb bijgedragen aan mijn eigen groei en ontwikkeling en aan die van anderen als vrije, bewuste en liefdevolle mensen.


3. Mijn rugzakje.

 

In het vorige hoofdstuk hebben we gelezen dat we, toen we naar deze aarde kwamen, een rugzakje hebben meegenomen met allerlei zaken die we nodig hebben om datgene te kunnen realiseren wat we ons voor dit leven hebben voorgenomen. Het is zoals het rugzakje dat we meenemen als we een bergwandeling gaan maken of het koffer dat we inpakken en meenemen als we op reis gaan.

Zo hebben we alle verworvenheden van onze vorige levens meegenomen naar ons nieuwe leven op deze aarde, hebben we tijdens ons geboorteproces allerlei eigenschappen van onze ouders overgenomen in ons DNA en heeft de constellatie van kosmische energie op het moment van onze geboorte ons mede bepaalde karaktereigenschappen meegegeven. Met dit rugzakje beginnen we het voorgenomen leerproces om via een specifieke weg uiteindelijk een meer bewust, vrij en betrokken mens te worden.

 

Het totale leerproces van ons leven hier op aarde kunnen we vergelijken met ons leerproces zoals we dat we kennen van onze schoolopleiding. In elke klas of periode krijgen we leerstof aangeboden die bij onze leeftijd en ontwikkeling past. Daardoor ontwikkelen we onze kennis en vaardigheden steeds verder en kunnen we vervolgens een verdere stap maken door nieuwe leerstof die voorbouwt op dat we al verwerkt en verworven hebben. Leren, groeien en ons ontwikkelen zijn langzame en geleidelijke processen die stap voor stap verlopen zoals het bouwen van een huis. Je kunt pas aan het dak beginnen als het fundament en de muren klaar zijn. Stappen overslaan kan niet, wel de stappen sneller zetten, maar dan wel zo dat de stevigheid van de constructie wordt gegarandeerd.

We beginnen het leerproces als een hulpeloos wezentje dat stapsgewijs zijn lichaamsfuncties ontdekt en ontwikkelt, daarna zijn denken en voelen, zijn persoonlijkheid en zijn diepste zijn, zijn ziel. Iedereen heeft daarin zijn eigen, specifieke weg te bewandelen met als leidmotief zijn diepste dromen, waarin zijn levensopdracht verscholen ligt.

We verschillen niet alleen van elkaar wat betreft onze dromen, maar ook wat betreft ons karakter, onze krachten die dynamiek aan ons leven geven, zoals die zichtbaar worden in de verschillende temperamenten die vooral in onze kindertijd en in bepaalde levensfase uitgesproken of gemengd aanwezig en zichtbaar zijn:

 

  1. Sanguinisch: vurig en energiek; sterk zintuiglijk; alles zien; rusteloos alle details waarnemen; van de hak op de tak springen; vrolijk en sprankelend; dingen los van elkaar zien; een onduidelijk mening hebben; verward; primair reagerend.
  2. Cholerisch: duidelijke mening; lichtgeraakt; primair reagerend; ambitieus.
  3. Melancholisch: meer naar binnen gekeerd; nadenkend en mijmerend; actief binnenleven; secundair reagerend.
  4. Flegmatisch: rustig en kalm reagerend; tevreden en aardig; consistent, ontspannen, betrouwbaar en meelevend.

 

Een aspect dat ons karakter mede bepaalt en dus dynamiek aan ons leven geeft, is, zoals reeds vermeld, de sterrenconstellatie, het sterrenbeeld dat zichtbaar is op het moment van onze geboorte: we zijn onder een bepaald gesternte geboren.

Elk twaalfde deel van het jaar staat de aarde door zijn draaiing binnen het sterrenstelsel tegenover een bepaald stuk van dat sterrenstelsel. Deze 12 stukjes hebben in de Babylonische cultuur in de zevende eeuw voor Christus de namen van dieren gekregen, de zogenaamde dierenriemtekens of sterrenbeelden zoals we die tegenkomen in de astrologie. Als startpunt van de dierenriem werd ca. 300 voor Christus het lentepunt op 0 graden gekozen, het tijdstip (omstreeks 21 maart) waarop de zon in het snijpunt van dierenriem en de hemelevenaar treedt en in het teken Ram staat. Omdat de energie van de verschillende sterrenbeelden verschillend is, krijgen we bij onze geboorte een specifieke energie mee. De meeste mensen die hun sterrenbeeld kennen, hebben de ervaring dat ze zich in grote lijnen erkennen in de beschreven eigenschappen ervan.

De kerneigenschappen van de verschillende sterrenbeelden worden hieronder beknopt weergegeven.

 

Ram is het eerste in de dierenriem en is, zoals vermeld, zichtbaar aan het begin van lente. Je mag jezelf dan ook Ram noemen als je tussen 21 maart en 20 april bent geboren en wel met de volgende kerneigenschappen:

Geboren leiders; initiatief nemen; dynamisch, geestdriftig en bezield; ongeduldig en kwetsbaar; tracht zoveel mogelijk uit het leven te halen.

 

Stier (21 april - 21 mei) is het tweede teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Doorzetter; zorgend, geduldig en volhardend; vaak koppig; zoekt alles minutieus uit; praktisch en realistisch; stabiel; innerlijke rust.

 

Tweeling (22 mei - 21 juni) is het derde teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Gevoelig; origineel en veelzijdig; kan goed communiceren en verbanden leggen; nieuwsgierig; relativeert; twijfelt; het nieuwe trekt maar kan ook snel vervelen, ‘verouderen’.

 

Kreeft (22 juni - 23 juli) is het vierde teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Gevoelig, verlegen en kwetsbaar; ‘stille wateren’; romanticus; vriendschap is belangrijk; loyaal; handelt instinctief.

Leeuw (24 juli - 23 augustus) is het vijfde teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Fier en ijdel; hengelt naar aandacht; sociaal en vrijgevig; rustig, zelfverzekerd en vastbesloten; kent levensvreugde.

 

Maagd (24 augustus - 23 september) is het zesde teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Met beide voeten op de grond; kritisch en met hoge verwachtingen; kan goed ‘het kaf van het koren scheiden’; pietje precies; strijdt tegen chaos; angst om een grote sprong te wagen.

 

Weegschaal (24 september - 23 oktober) is het zevende teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Bemiddelaar en verzoener; hecht aan peis en vrede; zoekt naar evenwicht; streeft naar schoonheid; neemt moeilijk beslissingen, twijfelaar.

 

Schorpioen (24 oktober - 22 november) is het achtste teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Mysterieus karakter; moet niets hebben van oppervlakkig- en middelmatigheid; voelt zich aangetrokken tot alles wat verborgen, geheim en verdrongen is; taai, volhardend, wilskrachtig en vaak niet makkelijk in de omgang; dienstbaar maar kan ook mensen van zich afhankelijk maken.


Boogschutter (23 november - 21 december) is het negende teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Vol energie; heeft humor en duidelijke opvattingen; gaat letterlijk en figuurlijk voor verruiming van de horizon; zoekt naar de zin van het leven; religieus of spiritueel.

 

Steenbok (22 december - 20 januari) is het tiende teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Enigermate introvert; maakt met geduld en volharding de op zich genomen taak af; heeft discipline en is betrouwbaar; neiging tot achterdochtigheid.

 

Waterman (21 januarie-19 februari) is het elfde teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Bekijkt de dingen van een afstand; neemt logische beslissingen; is het teken van onafhankelijk, gelijkheid en vrijheid; werpt oude waarden omver om plaats te maken voor het nieuwe; vindingrijk en fantasievol.

 

Vissen (20 februari - 20 maart) is het twaalfde en laatste teken in de dierenriem met de volgende kerneigenschappen:

Hulpvaardig, tot grote opoffering bereid; goed voor zichzelf zorgen is een tweede; stoort zich niet aan regels en is daardoor een buitenbeentje; makkelijk in de omgang; liefde voor alles; geeft weinig om wereldse waarden.


Een verfijning van de specifieke invloed op ons karakter van de sterrenstand op het moment van onze geboorte vond ik in het boek ‘Colorstrology: What your Birthay says about you’ waarin Michelle Bernhardt van iedereen die op een bepaalde datum van het jaar geboren is de hoofdkarakteristieken beschrijft, de kleur die daarbij hoort en wat die kleur kan betekenen om de zwakke kanten van het karakter te versterken. Ik heb vele mensen hun specifieke geboortedagkarakteristieken laten lezen. Iedereen was uiterst verbaast over het feit dat ze zich in deze beschrijving herkende.

 

De vraag kan gesteld worden wat de betekenis is voor ons leven van het beschrijven van alle bovengenoemde karaktertrekken. Naar mijn mening kan het een belangrijke functie hebben in het proces van bewustwording van wie we zijn, wat onze sterke en zwakke kanten zijn, als een van de voorwaarden om ons verder te ontwikkelen. Ons karakter is niet statisch, we starten met bepaalde karaktertrekken, maar we kunnen ze ontwikkelen. We kunnen ons van onze specifieke karaktertrekken bewust worden en ze bewust inzetten voor een positief en gelukkig leven en de zwakke kanten ervan verbeteren. Het is zaak dat we geen slaaf zijn van ons karakter, dat het niet bepaalt wat we doen, maar dat we ons ontwikkelen tot vrije personen die in alle situaties kunnen zijn zoals we wensen te zijn: bewust, vrij en oprecht betrokken, hetgeen het uiteindelijke doel van ons leven is.

Ons bewust worden van wie we zijn, wat ons beweegt, is een voorwaarde om vrij te zijn, om te kunnen handelen vanuit onszelf en niet vanuit datgene wat de omgeving van ons vraagt. Vrij zijn op haar beurt is een voorwaarde om echt oprecht betrokken te kunnen zijn op onze omgeving.

 

Naast de verschillende sterrenstelsels of sterrenbeelden kennen we planeten. Dit zijn hemellichamen die om de zon draaien, zoals de aarde. Naast de aarde en de maan kennen we o.a. 6 planeten die vernoemd zijn naar Romeinse goden: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en Neptunes en 1 planeet die vernoemd is naar een Griekse god, namelijk Uranus. Net zoals sterrenbeelden invloed uitoefenen, is dat ook het geval bij de verschillende planeten. De stand van de planeten heeft gedurende het leven dan ook invloed op ons. De meest bekende invloed is die van de maan op de zeespiegel als de veroorzaker van eb en vloed. De planeten en hun bewegingen bepalen mede onze dynamiek, onze drijfveren en staan voor bepaalde levensenergieën.

 

Vanaf ons 14de levensjaar ligt de accent op onze persoonsontwikkeling en begint deze zijn eigen kleur te krijgen, een van de vele ‘kleuren’ van de planeten volgens het principe ‘Zo boven, zo beneden’.

 

Mercurius.

Beweeglijk; flitsend als een eekhoorn, je ziet hem even en weg is hij; kent geen rust en wortelt nergens; maakt duizend en een belofte, maar komt ze maar zelden na en zit daar niet mee; hij is niet rancuneus, niet zwaartillend, zijn wereld zit van vergeving in elkaar; hij zet alles in beweging, is een verbeter- en veranderaar, hij zet processen in beweging zoals artsen genezingsprocessen; hij ziet alles; kan analytisch en logies denken; is niet hiërarchisch gevoelig; Mercurius is de god van artsen en handel.

 

Venus.

Straalt zowel in de avond als de ochtend; valt op, niet door spectaculaire maar door kleine dingen, iets speciaals; de werkelijkheid is de wereld van het gevoel; laat sympathie en antipathie duidelijk merken; staat voor smaak, schoonheidsbeleving en zinnelijk genot; er moet iets te beleven zijn, ook aan mensen, aantrekking of afstoting; kan goed gevoelens overbrengen, zowel positieve als negatieve; wil gezien worden; heeft niet toevallig iets aan; gevoelig voor de omgeving; weet precies hoe het met de ander is; niet zacht maar krachtig; zweeft niet maar is praktisch; sfeerscheppend, verzorgend, dienstbaar, omhullend en meegaand; gericht en betrokken bij de ander; verlangt naar vereniging.

 

Mars.

Stampt door het leven, krachtig en doelgericht; gericht op kortetermijnsuccessen; pionierstype; kent twee soorten mensen: mee- en tegenwerkers; driftig, gedreven en passievol; heeft problemen met langdurige statische situaties of verbindingen; werken, praten kan altijd nog; niet diplomatisch, recht op het doel af; begaafdheid van het woord en enthousiasmerend; Mars is de god van de oorlog en strijd.

 

Jupiter.

Heeft vertrouwen en geloof in de zin van het leven; staat voor idealen en waarden en voor het zoeken en vinden van persoonlijke ontwikkeling en levenszin; denker, zoeker en ontwikkelaar; de echte manager en leider die perspectief schept door idealen vanuit een helikopterblik; langetermijndenker; oog voor processen, ontwikkeling; vindt overleg en commitment belangrijk; de ideale gespreksleider; zaken lopen zelden uit de hand; vraagt van zijn medewerkers loyaliteit; heeft een sterke moraal, overtuigingen en rechtvaardigheidsgevoel; staat voor structuren, houvast, stabiliteit; volhardend en consequent met het gevaar van verstarring; heeft zelfkritiek en dekt fouten niet toe; zegt alleen aardige dingen als hij het meent; leider en manipulator en dictator liggen soms gevaarlijk dicht tegen elkaar; maakt vaak een koude, zakelijke en afstandelijke indruk en voelt zich daardoor vaak eenzaam.

 

Saturnus.

Moeilijk om hem echt goed te leren kennen; zwijger; rechtlijnig, dogmatisch; iemand van waarden en normen; stelt grenzen; brengt structuur; doet dingen degelijk, grondig en doorwrocht; er is geen ongeveer; evenwichtig; grote innerlijke trouw; specialist; warm en trouw in relaties; is belangrijk voor de continuïteit en stabiliteit; als kind kun je het nooit goed doen; foute dingen blijven fout; vergeet en vergeeft niet; drukt een zware stempel op het gezin.

 

Uranus.

Rebels, revolutionair, anders durven zijn; als alles volgens de regels verloopt, begint hij zich te vervelen; avontuurlijk en als het mis gaat, had hij de ervaring voor geen goud willen missen; humoristisch; hang naar vrijheid; lastig om vastigheid te vinden in werk, woonplaats of relaties; Uranus hoort bij pubers, rocksterren, komedianten en kunstenaars.

 

Neptunus.

Liefde voor de natuur, liefde voor mensen omdat je mens bent; compassie en empathie; vergeven en ander helpen; drang naar spirituele ontwikkeling, het buitenzintuiglijke en verborgen samenhangen; behoefte aan een hogere macht; de zachtheid en meegaandheid kan uitlopen op onbegrensdheid, zich verliezen in iets buiten zichzelf, zich sterk laten beïnvloeden door anderen en verslaafd worden aan iets of iemand; soms hypersensitief.

 

De meeste planeten zijn vanaf de aarde zonder sterrenkijker nauwelijks of niet zichtbaar, maar de zon en de maan zijn dat elke dag. Ze geven ons het ritme van dag en nacht, van eb en vloed, van de jaargetijden en van onze kalender en ze hebben hun eigen energie en betekenis.

 

De zon is geen planeet maar een ster. Ze probeert alle kwaliteiten zichtbaar te maken, belicht alles van alle kanten en staat voor onze persoonlijke ontplooiing. De zon staat voor het vader/mannelijke principe. De zon is het middelpunt waar alle planeten om draaien.

 

d staat voor het moederlijke/vrouwelijke principe, voor het gemoed, gevoelens, onbewuste en instinctieve reacties, voor het vertrouwde, voor de dingen zoals ze gaan, voor het verlangen naar geborgenheid, een thuis en emotionele zekerheid. De maan is de godin van het water, van alles wat vloeit, van het leven zelf, de vertrouwde dingen die elke dag terugkomen in een vertrouwd ritme.

 

Naast aandacht voor de energieën die mede ons karakter en ons leven beïnvloeden, vragen ook nog een aantal andere zaken onze aandacht die we meenamen in ons rugzakje en die nauw samenhangen met de opgaven die we ons zelf stelden voor dit nieuwe leven. We volgen tijdens dit stukje van onze ontdekkingstocht naar de menselijke levensloop het boek ‘De dna-code van de ziel’ van William Gijsen en Joke de Wael.

 

Zoals we hebben gezien, incarneerden we tijdens ons geboorteproces in een menselijk lichaam, dat wil zeggen dat we ons als ziel daarmee verbonden. Die verbinding vindt plaats via energievelden rond ons lichaam die we kennen als de lagen van onze aura. Het zijn de voertuigen van de ziel en ze huisvesten het bewustzijn waarin al onze inzichten en ervaringen uit ons verleden zijn opgeslagen en waarin alle ervaringen en inzichten worden opgeslagen die we in dit leven zullen krijgen. Ons bewustzijn is eeuwig. Het reist altijd met ons mee door de verschillende levens.

Onze aura omringt ons stoffelijk lichaam en bestaat uit vier energetische omhulsels:

 

  1. Het etherische omhulsel.
  2. Het emotionele of astrale omhulsel.
  3. Het mentale omhulsel.
  4. Het spirituele of causale omhulsel.


In tegenstelling tot ons stoffelijke, fysieke lichaam zijn deze omhulsels fijnstoffelijk. Sommige mensen kunnen ze zien als lagen met een bepaalde kleur. Ook kunnen we ze met speciale apparatuur fotograferen en dus zichtbaar maken.

In onze aura ligt als het ware de ontwikkeling van onze ziel. Voordat we incarneren wordt dan ook bekeken welke zielaspecten aandacht vragen om er voor te zorgen dat ze zich in gelijke mate en in onderlinge samenhang ontwikkelen. Dit principe hanteren we ook, als het goed is, tijdens ons gewone leven en is het leidmotief van goede opvoeders en leraren. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat al onze menselijke aspecten worden ontwikkeld in onderlinge samenhang om een evenwichtig en volwaardig persoon te worden. Aan zwakkere aspecten wordt, als het goed is, extra aandacht geschonken. Zo boven, zo beneden, en zo beneden, zo boven.

 

Om een bepaald omhulsel extra aandacht te geven en het te versterken, kiest de ziel, dus wij, vóór de geboorte een bepaald energietype waarop hij de wereld wil beleven:

 

  1. Doe-energie.
  2. Voel-energie.
  3. Denk-energie.

 

Bij elk energietype hoort een actiepatroon waarmee het leven wordt beleefd, waardoor een bepaald omhulsel wordt versterkt: het doe-type versterkt het mentale omhulsel, het voel-type het astrale omhulsel en het denk-type het causale omhulsel.

 

Het doetype.

Deze mensen houden zich hoofdzakelijk bezig met de concrete, tastbare wereld en manifesteren en bewegen zich daarin. Ze DOEN en versterken hierdoor het mentale omhulsel.

Ze streven ernaar om hun behoeftes en verlangens te vervullen waarin alles wat tastbaar is centraal staat. Ze willen iets creëren, ze willen ondernemen, stilzitten is niet aan de orde. Als ze in een conflictsituatie terecht komen is hun eerste reactie iets doen, bijvoorbeeld weglopen of het gras gaan maaien. Al doende komen ze geleidelijk bij hun gevoel en gaan ze nadenken over de situatie. Dit is voor hen de enig juiste weg om uit het conflict te geraken: DOEN en vervolgens VOELEN en dan DENKEN.

Kinderen die tot dit type behoren, moeten hun energie kwijt kunnen door te ravotten, sporten, knutselen, actief zijn.

 

Het voeltype.

De interesse van deze mensen gaan hoofdzakelijk uit naar het voelen, ze willen ervaren wat iemand of iets hen doet voelen. Ze laten zich door hun gevoel leiden, ze willen VOELEN en versterken hierdoor het emotionele of astrale omhulsel.

Ze voelen anderen meteen aan, ook de sfeer als ze ergens binnenkomen. Ze hebben de neiging de gevoelens van anderen op te slorpen en weten na een tijd vaak niet meer of het hun eigen gevoelens zijn of die van de ander. Ze zijn als een spons die gevoelens opzuigt.

Bij een conflictsituatie is hun eerste reactie om zich terug te trekken en de tijd te nemen om te ervaren wat ze voelen. Pas hierna kunnen ze pas weer communiceren met hun omgeving.

Hun weg is eerst hun emoties voelen, deze op een rijtje zetten en daarna tot actie overgaan, dus VOELEN en vervolgens DENKEN en dan DOEN.

Het is aan te bevelen kinderen van dit type te leren omgaan met hun gevoelen, te laten zien hoe jij dat doet, interesse te tonen in wat ze voelen en ze leren onderscheid te maken tussen eigen gevoelen en die van anderen.

 

Het denktype.

Deze mensen houden zich hoofdzakelijk bezig met het streven naar kennis en inzicht. Ze zoeken naar het hoe en waarom van wat er is en gebeurt. Ze willen begrijpen en DENKEN en versterken hierdoor het spirituele of causale omhulsel.

Ze stellen bij alles wat ze tegenkomen de waaromvraag en zijn niet vlug tevreden met de uitleg van anderen en vragen alsmaar verder. Het willen overtuigen van andere is vaak de zoektocht naar inzicht in wat ze zelf vinden en dat is vaak vermoeiend voor anderen. Ze hebben de discussie en confrontatie met anderen nodig om tot diepere inzichten te komen.

In een conflictsituatie willen ze eerste een discussie beginnen om de situatie te begrijpen. Pas na overtuigd te zijn van wie gelijk heeft, komen ze tot rust. Hun weg om uit de conflictsituatie te komen is DENKEN, vervolgens DOEN om daarna te kunnen VOELEN.

Bij een kind van dit typen is het belangrijk antwoord te geven op zijn vragen. Dat kan vermoeiend zijn bij een aanhoudende stroom van vragen, maar het stellen van vragen is zijn taak om te groeien.

 

Het moge duidelijk zijn dat het typeverschil tussen mensen vaak niet gemakkelijk is in de omgang met elkaar. De voeler wil alles voelen terwijl de denker alles wil begrijpen. Bij conflicten voelen beide zich vaak niet begrepen omdat ze beiden in hun eigen gevoel of verstand blijven hangen. Naast het kennen van de verschillende types is het dan ook belangrijk dat we ons in conflictsituaties van die verschillen bewust zijn en op een bepaalde manier leren reageren om op een goede manier met elkaar om te gaan.


Voelers en denkers.

De voeler moet zijn gevoel verwoorden zodat de denker er met hem over kan filosoferen, waardoor ze samen iets kunnen gaan doen wat het conflict oplost. Dus VOELEN-DENKEN-DOEN.

De denker moet een praktisch voorbeeld geven om dat wat hij denkt duidelijk te maken, zodat de voeler het kan invoelen. Doordat de voeler dan dat gevoel uit, kan de denker het ook voelen. Dus DENKEN, DOEN, VOELEN.

 

Denkers en doeners.

De denker moeten wat hij denkt praktisch houden zodat ze er samen een gevoel over kunnen krijgen. Dus DENKEN-DOEN-VOELEN.

De doener moet wat hij wil doen in gevoelens verwoorden zodat ze er samen over kunnen denken, filosoferen. Dus DOEN-VOELEN-DENKEN.

 

Voelers en doeners.

De voeler moet zijn gevoel verwoorden zodat ze er samen over kunnen denken, filosoferen om dan samen te zoeken naar wat ze moeten doen. Dus VOELEN-DENKEN-DOEN.

De doener moet duidelijk maken wat hij wil doen en proberen uit te leggen wat hij daarbij voelt zodat ze er samen over kunnen nadenken, filosoferen. Dus DOEN-VOELEN-DENKEN.

Via de keuze voor het accent op ons doen, voelen of denken willen we respectievelijk ons mentale, emotionele of spirituele omhulsel versterken.

 

Naast deze omhulsels is hierboven ook nog het etherisch omhulsel genoemd. Dit omhulsel heeft ongeveer dezelfde vorm en omvang als ons fysieke lichaam. Hierin worden niet alleen de ervaringen van het fysieke lichaam opgeslagen maar ook onze levenskracht. Het fungeert als een soort uitwisselingszone tussen ons fysieke lichaam en de drie andere omhulsels. Het beschermt ons tegen ziektekiemen en andere schadelijke invloeden en verbindt het fysieke lichaam met onze ziel, zodat het fysieke lichaam letterlijk bezield kan worden. Het etherisch omhulsel wordt net voor de incarnatie gevormd en lost enkele dagen na onze dood op. Als uitwisselingszone geeft het etherisch omhulsel enerzijds de informatie van onze lichamelijke zintuigen door aan de andere drie omhulsels en geeft het anderzijds de informatie en energie van de andere drie omhulsels door aan het fysieke lichaam. Het is een schakel tussen lichaam en ziel en tussen ziel en lichaam en kent als zodanig dus twee energiestromen.

Afhankelijk van onze zielontwikkeling kiezen we voordat we incarneren voor een accent op een van beide energiestromen: ofwel op de wijze waarop we als persoon sterk in de wereld kunnen staan, ofwel op de manier waarop we ons handelen in de wereld op een hoger plan kunnen brengen. Het ontwikkelen van beide aspecten is belangrijk op de weg van onze groei en ontwikkeling door de verschillende levens. Eerst moeten we leren om alles wat we geleerd hebben in vorige levens toe te passen, vorm te geven in de specifieke situaties hier op aarde. We moeten eerst letterlijk aarden. We kunnen niet terugkijken op wat we gedaan hebben zonder dat we het eerst hebben gedaan. Pas dan kunnen we kijken wat en hoe we dingen hebben gedaan en hoe we dat zouden kunnen verbeteren. Het zijn de processen zoals we die kennen van ons leren op school. Eerst moeten we kennis en vaardigheden opdoen en ze leren toepassen. Via beoordelingen via schoolonderzoeken, tentamens en examens komen we daarna erachter in welke mate we dat goed hebben gedaan en wat we kunnen en moeten verbeteren doordat de leraren of examinatoren hebben aangegeven wat goed en fout was en wat we kunnen doen om onze kennis en vaardigheden te verbeteren. Er zijn, om in onderwijstermen te spreken, dus twee rollen te onderscheiden in dit proces, de leerling en de leraar. Beide rollen zijn verschillend. Eerst moet je leerling geweest zijn om als leraar te kunnen functioneren. Het leren van de beide aspecten stelt ons in staat onze eigen leraar te worden.

Van school terug naar ons leven: als ‘leerling’ gaan we toepassen wat we in vorige levens hebben geleerd, gaan we ons bezighouden met het uitproberen, het vormgeven in de praktijd van de theorie die we in vorige levens hebben opgedaan. En wat we moeten leren hebben we samen met onze levensleraren vóór onze incarnatie afgesproken. Als leerling hoeven we ons niet bezig te houden met de inhoud of organisatie van het leerproces, dat moeten de leraren doen. Als ‘leraar’ moeten we niet alleen de opgedane kennis en vaardigheden kunnen toepassen, maar moeten we die ook kunnen doorgeven en moeten we onze vaardigheden en kennis verbeteren en aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen. We kunnen ‘leerling’ en ‘leraar’ ook vervangen door ‘reiziger’ en ‘reisleider’. De reiziger boekt een reis en reisleider organiseert de reis en leidt die in goede banen. Het zijn beide andere rollen met verschillende doelen. Om reisleider te kunnen zijn moeten we eerst leren reizen, veel gereisd hebben, zelf onze eigen vakanties hebben georganiseerd. De reiziger richt zich op het hebben van een zorgloze vakantie, de reisleider vindt zijn voldoening in het organiseren ervan. Een ander verschil is dat de reiziger alleen kan bepalen hoe hij de reis beleeft en zich moet neerleggen bij de reisomstandigheden. De reisleider kan de reis veranderen en wijzigingen aanbrengen. Door beide ervaringen leren we als levensreiziger op den duur om stap voor stap onze levensreis zelf te organiseren.

William Gijzen en Joke de Waal hanteren in hu boek ‘De dna-code van de ziel’ voor leerling en leraar en voor reiziger en reisleider de termen ‘vinder’ en ‘zoeker’.

De vinder vindt voldoening in datgene wat hij gerealiseerd heeft op deze aarde. De student heeft zijn diploma gehaald, daarna een baan gekregen of een bedrijf opgezet, projecten gerealiseerd, etc. Hij handelt en let alleen op de resultaten en als die goed zijn geniet hij daarvan. Hij bekommert zich niet over de werkwijzen, alleen resultaten tellen.

De zoeker is minder geïnteresseerd in de resultaten maar meer in de werkwijze, de processen om steeds beter te kunnen handelen in nieuwe, ongekende situaties.

De vinder is voldaan als hij bereikt heeft hij wilde, terwijl de zoeker voldaan is als hij kan zoeken. De vinder probeert een goed bestaan te hebben, zo veilig en comfortabel mogelijk te (over)leven en is bezig met de werkelijkheid van alle dag. De zoeker ervaart het leven, zijn bestaan niet als een overlevingstocht maar als een grote ontdekkingstocht en wenst zichzelf zodanig te verbeteren dat hij toekomstige situaties beter aankan. Daarom is hij meer bezig met de toekomst en alles wat daarin een rol speelt. Hij stelt zich voortdurend vragen. Waarom doe ik wat ik doe? Hoe doe ik het? Heeft het zin? Is dat wat ik wil? Word ik daar een beter mens van? Vragen waar vinders geen boodschap aan hebben en waarvan ze vinden dat dat soort vragen het leven alleen maar ingewikkeld maakt.

Vinders zijn ontregeld wanneer hun inspanning niets hebben opgeleverd. Zoekers raken zichzelf kwijt als ze doen wat anderen doen en niet wat ze zelf zouden willen doen.

 

Tot slot van deze verkenning van de rol en de opgaven van vinders en zoekers in dit leven een aantal slogans van beide bovengenoemde de auteurs met betrekking tot vinders en zoekers:

Vinders genieten van welvaart, zoekers van welzijn.

Vinders willen aan de slag met de wereld, zoekers met zichzelf.

Vinders genieten van de vruchten van het werk, zoekers van het werken.

Een vinder zal een probleem aanpakken als het zich voordoet, een zoeker probeert problemen te voorkomen.

 

In voornoemd boek wordt ook de vraag gesteld (pag. 62): ‘Wie bepaald de keuze voor een incarnatie als vinder of zoeker?’ Als antwoord wordt gegeven: ‘Onze verlangens en idealen, want zij zijn de motor van de evolutie. Afhankelijk van wat we in het verleden hebben ervaren, maken we onze keuzes. Sommigen willen meer zekerheid, anderen willen grotere verantwoordelijkheid of vrijheid of overtuigingskracht of plezier, enzovoort’.

 

Voordat we op aarde komen, maken we dus een verlanglijstje met als basis wat ons op dat moment bezighoudt met als doel om het allemaal beter te doen dan de vorige keer.

 

In dit hoofdstuk hebben we gezien dat we geen onbeschreven blad zijn als we geboren worden. We hebben van tevoren een verlanglijstje opgesteld over wat we in dit leven willen realiseren en leren, hebben ouders, omstandigheden en energieën gekozen die ons daarbij kunnen helpen, hebben alles wat we in vorige levens hebben beleefd en geleerd meegenomen en hebben als beginsituatie een karakterstructuur die de specifieke dynamiek aan ons leven geeft waarin zowel onze gaven als opgaven liggen: de kwaliteiten die we kunnen gebruiken om onze dromen te verwezenlijken en de zwakten die we kunnen versterken om als persoon te groeien.

 

Het is mogelijk om voor onszelf op basis van dit hoofdstuk een aantal aspecten te toetsen die dynamiek geven aan ons leven met als doel ons weer een beetje meer bewust te worden van wie we zijn, van wie we willen zijn en van wat we willen doen en van wat de energieën zijn die mede ons leven bepalen en die we kunnen gebruiken om dat wat we ons hebben voorgenomen te realiseren. Als hulpmiddel hiervoor worden alle besproken aspecten hieronder nogmaals opgesomd.


1. Wat zijn je levensdromen?

2. Wat is je temperament?

 

Temperamenten:

 

  • Sanguinisch.
  • Cholerisch.
  • Melancholisch.
  • Flegmatisch.

 

3. Onder welk gesternte ben je geboren?

 

Dierenriemtekens:

 

  • Ram (21 maart-20 april).
  • Stier ( 21 april-21 mei).
  • Tweeling (22 mei-21 juni).
  • Kreeft (22 juni-23 juli).
  • Leeuw (24 juli-23 augustus).
  • Maagd (24 augustus-23 september).
  • Weegschaal (24 september-23 oktober).
  • Schorpioen (24 oktober-22 november).
  • Boogschutter (23 november-21 december).
  • Steenbok (22 december-20 januari).
  • Waterman (21 januari-19 februari).
  • Vissen (20 februari-20 maart).

 

4. In welk planetentype herken je je?

 

Planetentype:

 

  • Mercurius.
  • Venus.
  • Mars.
  • Jupiter.
  • Saturnus.
  • Uranus.
  • Neptunus.

 

5. In welke andere typeringen herken je je?

 

Andere typeringen:

 

  • Doetype.
  • Voeltype.
  • Denktype.

 

  • Vinder.
  • Zoeker.

 

6. Wat zijn je sterke kanten?

7. Wat zijn je zwakke kanten?



4. Ligt er een bepaald stappenplan aan mijn leven ten grondslag?

 

Als ik open kijk naar mezelf, naar de natuur, naar hoe het leven verloopt, moet ik constateren dat er een fantastische ordening aan ten grondslag ligt. Naarmate ik ontdek hoe mijn lichaam functioneert, zich wapent tegen allerlei bedreigingen en schade herstelt, ben ik steeds verbaasder hoe geweldig het werkt. Dat mijn lichaam al 75 jaar leeft, vind ik een wonder. Ook in de natuur zie ik dat. In de winter kijk ik vol verlangen uit naar het wonder van de lente, naar hoe een knop aan een boom zich in enkele dagen uitvouwt tot een blad, naar hoe de natuur in korte tijd uitbarst in kleur en nieuw leven. Er liggen gestructureerde processen aan ten grondslag. Chaos is niet te ontdekken, soms wel verstoring maar dan treedt er automatisch een correctie op. Als jonge bladeren bevriezen, komen er na verloop van tijd nieuwe knoppen en nieuwe bladeren.

 

Overal liggen processen aan ten grondslag, ook aan mijn leven. Ik ben hier op aarde gekomen en hier niet zo maar gedropt. Er werd van tevoren, zoals beschreven, een grondig plan gemaakt. Als mens ben ik niet alleen een ordening, alles in me neigt naar ordening en ik heb ontdekt dat een gezonde groei en ontwikkeling volgens een bepaalde ordening verloopt.

Ik vind het dan ook logisch dat aan de levensweg die we hier op aarde doorlopen een ordening ten grondslag ligt. Het is heel nuttig als we deze zien en ons van deze ordening bewust zijn. We kunnen er dan door geholpen worden, zoals een gebruiksaanwijzing voor het ineen zetten van een kast ons helpt bij het in elkaar zetten van de kast. Hetzelfde geldt voor een studieplan, een werkplan en een routekaart.

Het herkennen van de ordening in ons levensproces heeft me laten begrijpen waarom dingen gaan zoals ze gaan, het heeft me geduldig gemaakt en me laten inzien dat ik groei en ontwikkeling niet kan en mag dwingen en forceren, hoogstens mogelijk maken en ondersteunen. Het levensproces dat aan ons leven ten grondslag ligt, zal me helpen om deze verschillende fasen te doorlopen, om in elke fase de juiste dingen te doen, de goede accenten te leggen en van tijd tot tijd kritisch naar mezelf te kijken.

Grofweg zie ik 4 belangrijke hoofdfasen in ons leven. Elke fase heeft zijn eigen doelen en zijn eigen processen.

 

De eerste fase van ons leven, van 0 tot 21 jaar, kunnen we de morgen of de lente van ons leven noemen. De ziel duikt onder in materie, in ons lichaam. In deze fase staat de ontwikkeling van ons lichaam en het gewaarworden van ons lichaam, van onszelf en van de wereld om ons heen centraal. Door voelen, horen, ruiken en kijken ontdekken we onszelf en de wereld. Deze fase wordt gekenmerkt door ontvangen. We zijn een en al openheid en nieuwsgierigheid, we zuigen alles in ons op, letterlijk en figuurlijk. In deze fase worden we letterlijk en figuurlijk gedragen. We krijgen liefde, aandacht en hulp bij onze fysieke ontwikkeling door onder andere onze ouders, onze oppas, de kleuterjuf, de onderwijzer of onderwijzeres en de leraar, de balletjuffrouw of de voetbalcoach. In deze fase krijgt ons lichaam zijn eigen ‘kleur’ en worden we ons van onszelf bewust.

 

De tweede fase van ons leven, van 21 tot 42 jaar, kunnen we de middag of de zomer van ons leven noemen. In deze fase staat de ontwikkeling van onze persoonlijkheid centaal en van het denken over onszelf en de wereld om ons heen. We ervaren de wereld door er midden in te staan. We worden geconfronteerd met ons zelf door te werken en we ontdekken hoe dingen gaan, hoe mensen en wijzelf reageren, hoe bedrijven werken en productie- en andere processen verlopen, hoe relaties werken, welke capaciteiten we hebben, wat we wel en niet goed kunnen, waar onze ambities liggen. We verwerken al deze dingen tot nieuw bewustzijn, denken, voelen en gedrag. We ontwikkelen inzicht in onszelf en de wereld en ontwikkelen daardoor onszelf. We verwerken het leven, leren verschillende rollen spelen en leren psychisch beweeglijk te worden. Onze persoonlijkheid krijgt zijn eigen ‘kleur’, we ontwikkelen ons inzicht en kunnen daardoor ons leven een eigen richting geven.

 

De derde fase van ons leven, van 42 tot 63, kunnen we de avond of de herfst van ons leven noemen. In de herfst laat de natuur zich in al zijn kleuren zien en wordt de opbrengst van de lente en zomer geoogst. In deze fase staat de ontdekking van ons IK, onze ziel centraal en het bewust worden van wie we eigenlijk zijn en wat we echt kunnen en wat we meer kunnen en meer kunnen zijn. We worden ons bewust dat we verbonden zijn met anderen en met alles om ons heen. Daardoor voelen we ons in toenemende mate betrokken bij onze omgeving en voelen we ons er mede verantwoordelijk voor. In deze fase schenken we, delen we uit wat we hebben gekregen en hebben verworven. We hebben ons als totaliteit ontwikkeld. We hebben onze capaciteiten ontwikkeld, hebben kennis, vaardigheden en inzicht verworven en maken deze kennis, vaardigheden en inzichten dienstbaar aan de wereld en aan de mensen om ons heen. We zijn onszelf geworden en treden naar buiten. In deze fase kunnen we het meest productief zijn, ons in al ons zijn dienstbaar maken. Het is dé carrièrefase en de periode van wijs worden. We verleggen de aandacht van onszelf naar aandacht voor anderen, voor de mensheid en voor de wereld. Alles krijgt de ‘kleur’ van onze ziel.

 

De vierde levensfase begint rond het 63ste levensjaar en kunnen we de winter of de nacht van leven noemen met haar verstilling en bij onszelf komen en zijn. We houden op met werken en hebben de tijd om het leven te verteren en er rust in te vinden. We hebben de tijd en ruimte om onszelf in ons diepste zijn te leren kennen doordat we meer onszelf kunnen zijn, niet meer gebonden door een bepaald beroep en verplichtingen ten opzichte van kinderen. We kunnen bloeien in ons zelf, in onze dienstbaarheid, onze hobby’s en het in alle vrijheid verkennen van de wereld en het verloop van het leven. Het is de fase van de verdere ontwikkeling van onze ziel, van terugkijken en reflectie en de fase waarin we ons voorbereiden op wat er komt en waarin we vooruitkijken. Onze fysieke capaciteiten nemen af en onze zielencapaciteiten hebben alle ruimte en tijd om verder te groeien. Meer dan ooit kunnen we deze fase ons eigen leven leiden, wijs, begripvol, geduldig en fantasievol. We kunnen wijs oud worden.

 

Tegen het einde van elke fase van ongeveer 21 jaar komen er specifieke levensvragen in ons op. Ze worden ons gesteld vanuit onszelf, vanuit ons spirituele zijn, als belangrijke vragen voor onze groei en ontwikkeling.

Rond het 18de levensjaar stellen we ons de vraag: ‘Wat wil ik worden, wat wil ik zijn?’. Tegenwoordig stellen we kinderen al veel vroeger deze vraag omdat we het studieprogramma erop af willen stellen. Het afdwingen van een antwoord levert echter geen echt antwoord op. Echte vragen komen van binnenuit en vanzelf en antwoorden hierop hebben hun eigen tijd nodig.

 

Rond ons 37ste levensjaar vragen we ons af: ‘Waar ben ik aangeland? Is dit wat ik eigenlijk wilde en wil?’. We hebben ontdekt dat niet alles kan, we worden geconfronteerd met onmacht en beperkingen. We hebben ons vanuit onze jeugdig enthousiasme in de wereld gestort en ontdekken nu dat we beperkt zijn en dat de mensen en de wereld beperkt zijn. We beginnen onszelf en ons leven te doorzien. We worden geconfronteerd met de realiteit en kunnen daardoor onze diepste dromen opnieuw en realistischer vormgeven.

 

Rond ons 56ste levensjaar realiseren we ons dat ons leven niet eindeloos is. Dit besef brengt een schok teweeg. We kijken terug en vragen ons af of dit het was wat we wilden en we kijken vooruit en stellen ons de vraag wat we met de rest van ons leven willen. We kunnen onze laatste levensfase op onze eigen wijze invullen. Rond ons 63ste levensjaar komt er een einde aan ons beroepsmatig leven, zijn de kinderen doorgaans zelfstandig en ontstaat er alle ruimte voor een nieuwe en meer eigen invulling van ons leven en geeft de beperkte duur van ons levens de aanzet tot vragen over wat er hierna is.

De antwoorden op deze vragen worden duidelijk rond ons 21ste, 42ste en 63ste levensjaar en vormen de basis voor onze groei en ontwikkeling in de volgende fase. Rond ons 21ste levensjaar weten we wat we willen en stappen we vol enthousiasme het leven van de volwassenen in. Rond ons 42ste kiezen we vaak voor veranderingen. Op basis van de kritische vragen over wat we tot nu toe hebben gedaan, kiezen we vaak voor een nieuwe baan, een vernieuwde of nieuwe relatie of voor een andere levenshouding. Rond ons 63ste weten we dat werken en leven op basis van verplichtingen ons beperkt in het doen en beleven van dingen die we echt diep in ons willen, kiezen we voor de weg naar een vrijer leven en gaan we nadenken over wat er na dit leven is.

 

Gelukkig zijn er in het levensproces evaluatiemomenten ingebouwd. We kunnen er omheen lopen, we zijn in alles vrij. Maar niets is er voor niets, ook vragen worden niet zomaar gesteld. Alles wat we tegenkomen, alles wat we ervaren is bedoeld om er aan en er door te groeien. Maar evaluatiemomenten zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen. Vaak zijn het onbestemde gevoelens van onvrede, van niet lekker in je vel zitten. Het lijkt alsof er geen energie meer aanwezig is, we voelen ons futloos.

In de jaren voor mijn pensionering raakte ik burn-out. Mijn Arbo-arts vertelde me dat je burn-out raakt als je te weinig energie, voldoening uit je werk haalt. Je geeft alles en je krijgt te weinig terug, je brandt letterlijk op. Hij raadde me aan om eens goed na te denken wat de oorzaak hiervan was. Met behulp van een loopbaancoach ben ik er toen achter gekomen dat de zesjescultuur van de studenten niet paste bij mijn opvattingen over studeren: er helemaal voor gaan. Ik heb mijn activiteiten daarna verlegd naar adviesactiviteiten binnen en buiten de hogeschool.

Ik moest blijkbaar ziek worden voordat ik in de gaten had dat ik niet goed bezig was, dat ik niet deed wat ik eigenlijk echt wilde. Ik ontdekte dat de signalen al lange tijd aanwezig waren, maar dat ik ze wegwuifde omdat ik onzeker was over de consequenties en ik ontdekte dat als deze signalen worden ontkend, de signalen steeds indringender worden. Ziekte is zo’n indringend signaal. Natuurlijk zou ik dat signaal kunnen ontwijken, maar nu weet ik dat het dan alleen maar slechter met me gaat, dat de ziekte dan chronisch wordt en misschien wel dodelijk. Als natuurlijke groei en ontwikkeling worden geblokkeerd, wordt het leven geblokkeerd. Ons lichaam en onze ziel zijn één.

 

Helaas moet ik constateren dat we in onze huidige cultuur vaak geen oog hebben voor het natuurlijke proces van groei en ontwikkeling. Zo leren we kinderen al vroeg rekenen en schrijven en vergeten dat er in de eerste zeven levensjaren alle ruimte zou moeten zijn voor ervarings- en gevoelsontwikkeling. Verstandelijk leren zou pas rond het zevende levensjaar aan de orde moeten komen. Hetzelfde zien we rond de vraag over wat pubers later willen worden. Pubers kunnen die vraag rond hun veertiende of vijftiende nog niet echt beantwoorden. Ze zijn er nog niet rijp voor. Vruchten plukken voor dat ze rijp zijn, levert doorgaans geen vruchten op met een goede smaak.

Ook zien we in deze tijd vaak het verschijnsel dat studenten die hun beroepsstudie hebben afgerond, denken dat ze nu meteen carrière moeten gaan maken en dé baan van hun leven moeten hebben. Echt carrière maak je na je 42ste, dan pas ben je er echt rijp voor. De tijd daarvoor is er om je te ontwikkelen en wel zodanig dat je rond je 42ste de juiste capaciteiten, de juiste kennis, de juiste kunde en de juiste inzichten hebt om een baan of functie op een hoog niveau goed te kunnen invullen. We kunnen dan ook constateren dat vele ambitieuze jongen mensen vooraan in de dertig burn-out raken omdat ze voortdurend op hun tenen moeten lopen, meer willen dan ze kunnen. Natuurlijke groei en ontwikkeling hebben hun tijd nodig. Ongeduldig in de file staan, lost de file niet eerder op. Door ongeduldig te zijn doen we onszelf en onze ontwikkeling geweld aan. We lopen onszelf vaak voorbij.

 

We vinden in deze tijd dat alles alsmaar moeten groeien, dat onze economie en winst elke jaar hogere cijfers moeten laten zien. Als een bedrijf dit jaar een geweldige winst heeft gemaakt, zijn we teleurgesteld als dat bedrijf het volgende jaar dezelfde winst maakt. In onze optiek moet groei volgens een rechte lijn omhoog lopen. Als we natuurlijke groei nader bekijken, zien we dat deze niet volgens een rechte lijn omhoog loopt, maar gekenmerkt wordt door een afwisseling van periodes van groei en dynamiek en periodes van rust en stabiliteit. Kinderen groeien niet elke dag een beetje, kinderen hebben groeistuipjes. Tulpenbollen zitten een tijdje rustig in de grond en als de tijd er rijp voor is, komen ze ineens naar boven. Ze ontwikkelen zich in alle rust onder de grond, ze bouwen eerst levenskracht op. Dynamiek én stabiliteit zijn essentiële kenmerken van het leven, van groei en ontwikkeling, van de kwaliteit van het levensproces. We ademen in en ademen uit, we zijn wakker en slapen, we zijn dynamisch en rusten uit, we verbinden ons met ons beroep en nemen er in het weekend en vakanties afstand van, we beminnen en worden bemind. Als we deze ritmes verstoren of als deze ritmes worden verstoord, gaat ons lichaam protesteren. En deze protesten moeten we serieus nemen. Er is blijkbaar iets mis.

Het leven is zo ingericht dat het ons niet alleen signalen geeft als het goed gaat, maar ook als iets niet goed gaat. Als we de dingen kunnen doen die we echt willen en fijn vinden, dan voelen we dat we lekker in ons vel zitten. En als er dingen zijn die niet goed gaan, als het leven wringt, merken we dat ook meteen. Vaak kunnen we dat gevoel niet meteen een plaats geven of merken we het niet eens op omdat het er langzaam is ingeslopen. Het zijn vaak anderen of een ziekte die ons erop attent maken. Niets is er voor niets, alles is er voor onze eigen bestwil.

 

Bij onze groei en ontwikkeling hoort ook het ontwikkelen van een openheid naar de signalen die gegeven worden. Er is zoveel hulp om ons heen om ons te steunen in het lopen van de door onszelf gekozen levensweg, maar we schenken er vaak geen aandacht aan of we zien de hulp niet. Als we de gordijnen gesloten houden, blijft ons zicht beperkt. Schuiven we de gordijnen open dan verruimen we ons zicht naar buiten.


5. Overzichten van de verschillende levensfasen.

 

In het vorige hoofdstuk hebben we globaal de 4 levensfase verkend: de lente: de jaren van 0 tot 21, de zomer: de jaren van 21 tot 42, de herfst: de jaren van 42 tot 63, en de winter: de jaren van 63 en verder.

In het onderstaande overzicht worden de algemene kenmerken van deze 4 fasen verder gedetailleerd.

 

0-21.


De lente / morgen van het leven.

De ziel duikt onder in de materie.

Accent op fysieke ontwikkeling.

Ontvangen.

Periode van leren.

Invloeden van buiten naar binnen.

Jezelf leren ervaren als iets eigens.

Je lichaam vormt zich.

Je lichaam krijgt zijn eigen ‘kleur’.

Je gewaarwordingsziel ontwikkelt zich:

je leert voelen vanuit je beleving (bijv. schoonheid).

 

Sanguinisch: vurig en energiek; sterk zintuiglijk; alles zien; rusteloos alle details waarnemen; van de hak op de tak springen; vrolijk en sprankelend; dingen los van elkaar zien; een onduidelijk mening hebben; verward; primair reagerend.


21-42.

 

De zomer / middag van het leven.

Accent op ego-ontwikkeling.

Verwerken.

Periode van werken, jezelf worden.

Confrontatie binnen-buiten.

Het vormgeven van dit eigene/jezelf.

Materiële krachten overheersen de zielkrachten: Je ziet de sterren niet omdat de zon schijnt.

Je persoonlijkheid vormt zich.

Alles krijgt jouw persoonlijke kleur.

Je ego is beweeglijk en kan in verschillende situaties anders zijn. Je hebt verschillende rollen.

Je verstandsziel ontwikkelt zich: voelen, beleven gaat verder in ‘denken over’ normen en waarden.

 

Cholerisch: duidelijke mening; lichtgeraakt; primair reagerend; ambitieus.

 

42-63.

 

De herfst / avond van het leven.

Al onze ‘kleuren’ worden zichtbaar.

Laatste metamorfose.

Accent op ziele-ontwikkeling.

Schenken.

Periode van wijs worden.

Invloeden van binnen naar buiten.

Het geven van jezelf.

De ziel maakt zich los van de materie.

Alles is er: het echte werk kan beginnen.

Het lichaam trekt zich terug.

Je ziel komt tot ontwikkeling.

Alles krijgt de kleuring van je ziel.

Ziele-ervaringen zijn generiek.

Ziele-ervaringen beconcurreren elkaar niet.

Je bewustzijnsziel ontwikkelt zich: van waarheid naar het goede doen.

Waarheid doordringt je helemaal.

 

Melancholisch: meer naar binnen gekeerd; nadenkend en mijmerend; actief binnenleven; secundair reagerend.

 

63-.. .

 

De filosoof Helmut Schmid geeft bij het ouder worden gemoedsrust, gelatenheid een centrale rol, ofwel: laten zijn, met verwondering het leven aanvaarden, het zijn gang laten gaan en er tegelijkertijd een eigen kleur aan geven.

Vredig ouder worden en vrede hebben met de dood ondanks de kartelrandjes die er aan doodgaan zitten.

We hebben tijd om het leven te verteren, te reflecteren en er rust in te vinden. Letterlijk en figuurlijk opruimen.

We hebben eindelijk tijd en ruimte voor onszelf, om onszelf te zijn en niet meer te moeten.

We kunnen ons eigen leven leiden, wijs, begripvol, geduldig, gelaten en fantasievol.

We kunnen bloeien in onszelf, onze dienstbaarheid, hobby’s, in het verkennen van de natuur, de wereld en het leven.

Onze lichamelijke capaciteiten nemen af, onze geestelijke-, zielenkwaliteiten groeien.

We mogen ons verdiepen in wat komt.

 

Flegmatisch: rustig en kalm reagerend; tevreden en aardig; consistent, ontspannen, rationeel, nieuwsgierig en oplettend; betrouwbaar en meelevend.

 

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat we hier op aarde een ontwikkeling maken van lichaamgericht naar zielgericht,

van:                                         naar:

 

Korte termijn.                         Lange termijn.

Instinctmatig zijn.                     Bewust zijn.

Overleven.                              Leven.

Wetenschap.                           Spiritualiteit.

Genot.                                    Geluk.

Seks.                                      Intimiteit.

Voelen.                                   Beleven.

Ik gericht.                               Samengericht.

Ervaren.                                  Bewust worden.

Doen.                                     Creatief zijn.

Kijken.                                   Zien.

(Voor)oordelen.                      Mededogen.   

Geloven.                                Weten.

Macht.                                   Kracht.

Naar buitengericht.                 Naar binnen.

Luisteren naar anderen.           Luisteren naar jezelf.

Geluid/gedachten.                   Stilte.

Hebben           .                      Zijn.

Vasthouden.                           Vernieuwen.

 

De geschilderde vier levensfasen bestaan op hun beurt weer uit elk 3 subfasen van elk 7 jaar. In het onderstaande overzicht worden de algemene kenmerken van deze subfasen weergegeven.

 

0-7.

 

De wereld is goed!

Vol vertrouwen naar wereld.

Overgave.

Totale afhankelijk.

De wereld richt zich dan ook op jou.

Leren doen.

Al doende leren, uit nabootsen.

Leren door doen.

Processen en patronen zijn universeel.

 

Maanperiode: de maan spiegelt het licht van de zon.

Je bent je nog niet bewust van jezelf, maar de spiegel van wat er om je heen gebeurt. Je neemt de buitenwereld in jezelf op.

 

7-14.

 

De wereld is spannend/uitdagend!

Leergierig, avontuurlijk.

Open gaan staan voor de wereld.

Leren van het vertrouwde, gevoelig voor het afwijkende.

De wereld leren kennen.

Denken, geheugen, leren wat tijd is.

Leren door denken.

Processen persoonlijker/individueler

Omgeving vrolijk: jij ook!

 

Mercuriusperiode: er is bewegelijkheid als kwik.

Je bent onvermoeibaar, speels en creatief.

 

14-21.

 

Hoe is die wereld eigenlijk?

Je reageert vanuit je binnengevoel.

Wisselende gevoelens – instabiel.

Onderscheid groeit tussen jou en de wereld, tussen binnen – buiten.

Je loopt tegen alles aan, letterlijk en figuurlijk.

Sympathie, antipathie, oordelen en idolen.

Jezelf leren kennen, je binnenwereld.

Bewust worden van jezelf.

Leren door voelen.

Processen nog individueler.

Omgeving vrolijk: jij niet!

 

Venusperiode: intensieve (liefdes)verhouding met de binnen- en buitenwereld. Hoe deze twee werelden op elkaar af te stemmen?

 

21-28.

 

Je kunt de wereld aan!

Grenzeloos vertrouwen.

Je individualiseert je binnenwereld, het is jouw wereld.

Het zoeken van levenservaring in de buitenwereld: je bent een spons.

Niet: ik moet van alles leren, maar: ik ben van alles aan het leren.

Vroeger: de wandeljaren langs verschillende leermeesters.

Je zoekt je eigen relatie met de wereld.

Ervaringen jij – de/het ander(e).

Gevoelsfase.

Gewaarwording.

 

28-35.

 

De glans neemt af, de vanzelfsprekendheid en lichtheid neemt af.

Je wordt kritisch naar jezelf.

Je twijfelt aan je eigen gevoel.

Het niet uit de voeten kunnen met situaties en mensen.

Er komen vragen: waar zit het in, hoe komt het/dat?

Je krijgt je eigen standpunten.

Je kunt realistischer inschatten wat je kunt.

Tijd voor tweede baan.

Alles op een rijtje krijgen.

Denkfase.

Verstand en gemoed: Objectiveren en verbinden:

Ervan af en er naartoe.

 

35-42.

 

Je zit in een ‘gevormde situatie’, maar wat wil je eigenlijk?

Je past er niet meer in.

Je moet jezelf opnieuw definiëren.

Wat heb je de wereld en jezelf te bieden?

Het streven naar een eigen moraliteit.

Vragen open laten.

Alleen JIJ kunt de vragen beantwoorden!

Je bent een individu met eigen verantwoordelijkheid.

Wilsfase/wat wil je/wat kun je?

Bewustzijn.

 

42-49.

 

Het sterrenbeeld Mars staat centraal:

Arbeid schenkende kracht: je wilt iets schenken, wereldverbeteraar zijn, maar het gaat niet meer om jezelf.

Nieuwe idealen.

Grote mate van activiteit/creativiteit.

Vaak een nieuwe baan, relaties, activiteiten.

Vraag je regelmatig af: is het wel echt nieuw of iets ouds in een nieuw jasje.

Verschil met jaren rond je 20ste:

Toen meer naar buiten gericht, nu meer relevantie gericht, in verbinding met jezelf (wat vind ik belangrijk).

Managersleeftijd.

Het gereedschap, je persoonlijkheid is er, het werk kan beginnen.

 

Marsperiode: expansief, oude idealen worden opnieuw op een creatieve manier beleefd.

 

49-56.

 

Het sterrenbeeld Jupiter staat centraal: De denkende wijze mens.

Vanuit het wijsheidsgebied de wereld veranderen.

Leeftijd van het overzicht, boven de situatie staan, helikopterblik, je ziet verbanden.

Je realiseert je dat er nog andere dingen zijn dan ‘bereiken’/carrière.

Het diepere IK, je zielenleven krijgt aandacht.

Je kunt delegeren, loslaten, je zorgt dat dingen gebeuren, je hoeft niet alles zelf te doen.

 

Jupiterperiode: relativerend, met een helikopterview naar de problemen kijken.

 

56-63

 

Het sterrenbeeld Saturnus staat centraal: De moreel religieuze mens. Weer een laagje dieper naar de Ziel, Jezelf.

Je begint te begrijpen waarom dingen komen zoals ze komen. Op zoek naar de diepere zin van het leven.

Ervaar je deze leeftijd als laatste of als een nieuwe kans?

Je krijgt iets wereldwijds, relaliverends: je hebt alles al eens meegemaakt.

Je leert kijken achter de horizon.

Je probeert een beetje bij te dragen aan de ontwikkeling van de mensheid. Het geheel krijgt aandacht.

 

Saturnusperiode: het gaat om de essentie, leeftijd van wijsheid, volwaardig mens zijn.

 

63-70.

 

We stappen een nieuwe en onbekende levensfase binnen met geen verplichtingen meer voor werk en kinderen.

Dat voelt vaak in eerste instantie als vrij, maar na een poosje missen we vaak de structuur van bijvoorbeeld ons werk of gezin. Datgene wat ons leven zin gaf, hoe bindend soms ook, is weggevallen en we weten niet ‘Wat nu?’. ‘Het zwarte gat’ is vaak de nieuwe realiteit.

Als we verder willen groeien, moeten we op zoek naar een nieuwe en een eigen persoonlijke invulling en structuur in ons leven en niet blijven hangen in het oude vertrouwde maar de moed hebben om nog aan iets nieuws te beginnen. Loslaten van het vertrouwde oude is een belangrijke opgave in deze fase.

We vinden dan hopelijk, net zoals een baby aan het begin van zijn leven en de volwassene aan het begin van zijn werkzame leven, onze draai in deze volstrekt nieuwe levensfase met andere verhoudingen ten opzichte van de omgeving, opener en vrijer, selectiever, persoonlijker en dieper.

De centrale vraag in deze periode is: Wat willen en kunnen we nog in dit laatste stuk van ons leven?!

 

70- .. .

 

We vinden onze draai in de vierde levensfase en zijn hopelijk echt thuis gekomen bij onszelf, hebben ontdekt wie we zijn, wat we nog willen en kunnen, welke dromen en kwaliteiten nog aanwezig zijn die we nog niet kenden of vergeten waren en die we kunnen en mogen vormgegeven in een nieuwe, zinvolle en persoonlijke invulling van ons leven.

We leren afstand nemen van onze plichtgevoelens ten opzichte van onze kinderen. We worden ons bewust van het feit dat iedereen zijn eigen weg moet gaan, zelf de dingen moet ervaren en dat zorg en waarschuwingen doorgaans niet veel nut hebben, wel luisteren en het uitwisselen van ervaringen en meningen. We nemen afstand zonder minder betrokkenheid. We leren loslaten.

We voelen ons betrokken bij de wereld om ons heen, maar we proberen er niet meer onder gebukt te gaan.

We worden ons bewust van onze diepe drang naar vrijheid en proberen alles wat ‘moeten’ in ons oproept kritisch te bekijken en ‘vampiers en krakers’ die ons leegzuigen en meer ruimte innemen dan goed voor ons is, uit ons leven te bannen.

We ontdekken dat onze lichamelijk krachten afnemen waardoor we minder kunnen, we onze lichamelijke inspanningen moeten beperken of spreiden over een langere tijd en onze reiscirkel beperken.

We gaan drukte en lawaai vermijden en rust en stilte zoeken, meer tijd besteden aan reflecteren, mijmeren, het leven beschouwen, verteren en opruimen.

We ruilen kwantiteit in voor kwaliteit en doen voor zijn.

We bewegen ons bewust door de seizoenen met ieder hun specifieke sferen.

Door de confrontatie met onze eigen lichamelijke kwaaltjes en kwalen en die van anderen en door de confrontatie met de dood van mensen ons heen, worden we met de neus gedrukt op de werkelijkheid van het ouder worden en het onvermijdelijke sterven en wordt van ons gevraagd ons daarmee bezig te houden. Dat roept indringende vragen op over wat er hierna is, over hoe we willen sterven, wat we letterlijke en figuurlijk willen achterlaten, wat we willen met wat er na onze dood met ons lichaam gebeurt, enzovoort.

We kijken terug op ons leven, hopelijk dankbaar voor alles wat het ons en anderen heeft gebracht en vol vertrouwen op wat er komen gaat, wetend dat het leven verder gaat in andere sferen, alsmaar op weg naar onze glorieuze eindbestemming.

 ***

 In de bijlage vind je het schema ‘De levensloop van de mens’: een schematisch overzicht gegeven van een aantal kenmerken van de besproken levensfasen.

 

6. De tijd waarin we leven.

 

Zoals elke levensfase zijn betekenis, gaven en opgaven heeft, zo heeft ook het specifieke tijdperk waarin we leven haar invloed op de groei van onszelf, de maatschappij en de wereld

Er zijn veel boeken geschreven over het tijdperk waarin ons leven zich momenteel afspeelt. Allemaal hebben ze een ding gemeen: dit tijdsbestek is heel bijzonder omdat we op een omslagpunt zitten in de geschiedenis van deze aarde en de mensheid. We verlaten het Vissentijdperk en treden het Watermannentijdperk binnen. In vele oude culturen, zoals die van de Maya’s, is deze overgang al aangekondigd en beschreven.

In hoofdstuk 3 hebben we gezien dat de stand van de planeten invloed heeft op de aarde en dus ook op ons. Het sterren- en planetenstelsel zijn voortdurend in beweging en volgen al eeuwenlang bepaalde cycli. Zo draait de aarde elke 24 uur om haar lengte-as, waardoor we dagen en nachten hebben, draait de aarde in 12 maanden om de zon met een bepaalde schommeling waardoor de seizoenen ontstaan en doorloopt de aarde in 12 maanden de dierenriem waardoor ze gedurende elk twaalfde deel van het jaar een zondanige stand heeft ten opzichte van een specifiek dierenriemteken dat ze daarmee een energetische verbinding heeft. Door haar eigen plaats binnen het sterrenstelsel en door haar eigen bewegingscyclus doorloopt ook de zon op haar eigen manier de verschillende dierenriemtekens en wel in omgekeerde richting en in een cyclus van precies 25.920 jaren. De zon staat dus tijdens elk twaalfde gedeelte van de cyclus, een sterrenmaand, in een bepaald teken van de dierenruim en wel gedurende een periode van 2160 jaar. In onze tijd verlaat de zon de invloed van het dierenteken Vissen en komt onder invloed van het teken Waterman. De energetische veranderingen die hiermee samenhangen zijn zeer omvangrijk en ingrijpend maar ook noodzakelijk omdat de toestand van de wereld in veel opzichten zo alarmerend is dat ze in haar voortbestaan wordt bedreigd.

Er vindt in het Watermantijdperk een energieverhoging plaats, een toename van het trillingsniveau, hetgeen ertoe zal bijdragen dat we op een hoger, meer spiritueel niveau gaan leven, dat naast de koele beredenerende rede ons warm voelende hart meer ruimte krijgt en dat we in plaats van te leven vanuit ons ego meer gaan leven vanuit onze ziel, die geboren is uit Licht dat vol is van vrijheid, bewustzijn en liefde.

 

Het Vissentijdperk heeft ons een enorme groei gebracht van ons denkvermogen, van de wetenschap, techniek, goede regelgeving, erkenning van onze individualiteit, gezondheid en welvaart doordat we daar al onze aandacht, al onze energie aan hebben gegeven. Maar vaak schieten positieve ontwikkelingen door omdat we zo geobsedeerd zijn door de positieve kanten ervan dat we de negatieve kanten niet willen zien en elke kritiek erop wegwuiven. Een goed voorbeeld is de opkomst van de smartphone als een enorme aanwinst voor onze onderlinge communicatie. Nu langzaam ook de negatieve kanten ervan duidelijk worden, zoals verslaving en het verminderen van onze sociale vaardigheden, is het moeilijk om daar volop aandacht te besteden omdat hij zo is ingeburgerd en vaak verslavend is, dat een pleidooi voor minder gebruik vaak wordt weggewuifd door te denken dat het allemaal wel meevalt en dat de problemen zich wel vanzelf oplossen. Dingen waar we aandacht aan geven groeien, maar dingen waar we geen aandacht aan schenken, zien we niet en worden dus verwaarloosd.

 

Naast aandacht voor de positieve ‘opbrengsten’ van het Vissentijdperk is het dan ook noodzakelijk aandacht te schenken aan wat er in dat tijperk is verwaarloosd, waardoor er zand in de motor van de vooruitgang dreigt te raken en we, net zoals in de periode van Atlantis en vele andere zeer ontwikkelde culturen, zomaar de ondergang tegemoet zouden kunnen gaan. De titel van het boek ‘Atlantis herhaald?’ van Hans Stolp en Harm Wagenmakers, met als ondertitel ‘Over de tijd die komen gaat’, is dan ook tegelijk een reële waarschuwing en opdracht.

Laten we proberen een aantal factoren in kaart te brengen die moeten leiden tot een noodzakelijke herbezinning op ons handelen in het afgelopen Vissentijdperk, willen we de verwoestende bedreigingen ervan keren en leren van onze fouten als noodzaak voor een zekere en betere toekomst voor ons allen.

 

- We overbelasten de aarde.

We hebben een wereldbedreigend klimaatprobleem, met als oorzaak dat we teveel en te slechte grondstoffen gebruiken om de ecologische processen op aarde stabiel te houden.

 

- We verdelen onze hulpbronnen niet eerlijk.

Er is een oneerlijke verdeling van de mondiale hulpbronnen: 20% van de wereldbevolking gebruikt 80% van de mondiale hulpbronnen waardoor er maar weinig overblijft voor de overige 80%.

 

- We roven de schatten van de aarde leeg.

Er is een enorme overconsumptie: als alle ruim 7 miljard mensen net zoveel hulpbronnen zouden gebruiken als de rijke minderheid nu gebruikt, dan kan de aarde dat onmogelijk opbrengen.

 

- Wij vervuilen onze aarde, maken haar schadelijk in plaats van vruchtbaar.

We vervuilen onze grond, water en lucht met chemisch afval, plastic en stof zodat wijzelf, dieren en planten massaal sterven en bedreigd worden in hun voortbestaan.

 

- We handelen asociaal, zijn inhalig en egoïstisch.

De rijkste 10% van de volwassenen bezit 85% van alle rijkdom en deze rijken worden steeds rijker, doorgaans ten kosten van de armen, door arme landen en mensen geen eerlijke prijs te geven voor hun grondstoffen, goederen en arbeid.

 

- We buiten landen en dus mensen uit.

Er wordt uit arme landen nog steeds, zoals in de koloniale tijd, meer gehaald dan gebracht.

 

- Grote concentratie van macht en werknemers als ‘slaven’.

Door hun rijkdom hebben de rijken (individuen, aandeelhouders, multinationals, bedrijven en ondernemingen) de macht, niet alleen op economisch maar ook politiek gebied omdat de politiek zich afhankelijk heeft gemaakt van hun investeringen. Daarnaast is ook de burger als werknemer van hen afhankelijk met betrekking tot zijn baan, inkomen en consumptiepatroon, waardoor hij nauwelijks kritiek kan leveren en kan vechten voor een eerlijk loon, laat staan op een eerlijke manier kan delen in de winst van ondernemingen die mede gemaakt wordt door zijn inspanningen.

 

- Geld heerst en beheerst ons en de hele maatschappij.

Het streven naar geluk wordt gekoppeld aan rijk worden, terwijl we zouden moeten weten dat geld wel gemakkelijk is maar uiteindelijk niet gelukkig maakt en dat alleen het op weg zijn naar onze diepste dromen ons leven zin en vreugde geeft.

 

- We zijn verspillers.

30% van alle voedsel in de rijke landen wordt weggegooid, terwijl bijna 1 miljard mensen honger leiden en er 5 miljoen kinderen per jaar sterven ten gevolge van ondervoeding.

 

- We zijn kortzichtig en staan niet open voor (zelf)kritiek.

Door de grote welvaartsverschillen ontstaan er enorme vluchtelingenstromen met alle inhumane en verstorende gevolgen van dien zoals we die in de afgelopen jaren en nu ondervinden, terwijl we niet bereid zijn in te zien dat we dat probleem zelf mede veroorzaakt hebben. We zijn niet echt bereid naar de gevolgen van ons egoïstisch handelen te kijken en de hieraan verbonden problemen op te lossen.


- We gebruiken maar de helft van onze capaciteiten.

Ons brein wordt gezien als de motor van ons leven en de wetenschap claimt via het brein het monopolie op de waarheid. Want wat niet beredeneerd, bewezen kan worden is niet waar. Alle paranormale gewaarwordingen en verschijnselen worden afgedaan met een niet goed functioneren van onze hersenen oftewel zinsbegoochelingen, alternatieve geneeskunde als kwakzalverij en gedachten over spirituele zaken als zwijmelarij.

Voor ons hart, de bakermat van onze ziel, van ons hoger bewustzijn is geen plaats. Terwijl ons hart doorgaans veel betrouwbaardere informatie geeft dan ons verstand. Ons verstand kijkt en analyseert op een koele manier, ons hart verbindt zich op een warme manier met wat het tegenkomt. Vanuit je hart leven, vanuit je diepste zijn en dromen je leven vormgeven hoort niet tot het interessegebied van de wetenschap. Het hart is een bloedpomp, punt uit. Hoe zou het toch komen dat we technisch en wetenschappelijk zoveel hebben bereikt, maar we in wereld leven waarin ons gedrag meer lijkt op dat van dieren dan op een gedrag dat je van mensen mag verwachten die streven naar een wereld waar we in gelijkheid, vrijheid en broederschap kunnen leven. Er is geen plaats voor ons hart, de zetel van onze ziel, die maar een ding wil, namelijk liefde.

Enzovoort, nog pagina’s vol. Voor wie geïnteresseerd is in een meer uitgebreide opsomming van de negatieve gevolgen van ons handelen in het verleden en nu, kan deze onder andere vinden in het boek ‘Een nieuwe tijd breekt aan’ van Ronald Jan Heijn, pagina 44 en volgende.

 

Concluderend: We hebben de bedreiging van ons voortbestaan op deze aarde zelf veroorzaakt en zullen voor deze bedreigingen op een snelle en adequate manier oplossingen moeten vinden en dat vereist niet alleen een ander gedrag van regeringen maar zeker ook van ieder van ons. Het zijn wij die miljoenen plastic flesjes kopen, wij zijn het die een groot gedeelte daarvan niet in het recyclesysteem brengen, wij zijn het die tonnen plastic flesjes weggooien in de natuur waardoor een zeer groot gedeelte in onze rivieren en zeeën belandt en er een plasticsoep ontstaat waardoor vissen en wijzelf schadelijke plasticdeeltjes binnenkrijgen.

We hebben de neiging om problemen en de oplossing daarvan bij anderen, met name regeringen, bedrijven en organisaties, neer te leggen, maar zijn vaak niet kritisch genoeg op ons eigen denken en handelen als medeveroorzakers van de problemen, kijken vaak weg en voelen ons niet medeverantwoordelijk voor het ontstaan en het oplossen van de problemen. Hitler zou nooit het beest kunnen zijn geworden als er geen medestanders, meelopers en mensen zouden zijn geweest die weg hadden gekeken. Met gruwel kunnen we kijken naar president Trump, maar hij is wel gekozen door de Amerikaanse stemmers en misschien wel dankzij een groot deel van de stemgerechtigden die zich niet bewust waren van hun verantwoordelijkheid om de toekomst van hun land te bepalen en thuis zijn gebleven. Hetzelfde geldt voor de jongeren in Engeland. De Brexit in Engeland zou hoogstwaarschijnlijk niet zijn doorgegaan als de jongeren hun verantwoordelijkheid hadden genomen om mede hun eigen toekomst te bepalen. Nu klagen ze en bepalen de stemmen van nostalgie en angst de toekomst. En zo kunnen we nog vele voorbeelden noemen.

 

De overgang van de ene periode naar de andere gaat altijd gepaard met destabilisatie, onzekerheid en angst. Het oude brokkelt af, is toch niet wat we ervan verwacht hadden of levert zoveel problemen dat de toekomst er duister uitziet. Wat er in de plaats voor zou moeten komen, is nog niet duidelijk, hetgeen onzekerheid veroorzaakt. De oude zekerheden vallen weg en er is nog geen echt nieuw houvast. Het is zoals in de puberteit, bij onvrede over ons werk of over onze relatie, bij de overgang van werken naar niet meer werken.

De vraag is hoe we met dit soort situaties omgaan. Kruipen we weg in angst, trekken we ons terug in onze veilige omheiningen of in een machteloze slachtofferrol of zoeken we, denken we na over oplossingen, stellen we ons open voor nieuwe ideeën en inzichten en nemen we een actieve houding. Blijven steken in de nostalgie dat het vroeger allemaal beter was, lost het probleem niet op, want vroeger heeft letterlijk en figuurlijk zijn tijd gehad, daar ligt niet de oplossing, die ligt altijd in de toekomst. Het is vruchtbaarder om het niet meer functioneren van een situatie ook te zien als een roep om vernieuwing, zoals een kapotte auto, een verouderde woning of wijk, een vastgelopen relatie en een niet meer bevredigende werksituatie vragen om een opknapbeurt, vernieuwing of vervanging.

De hogere energie van het Watermannentijdperk kan en zal ons helpen een nieuwe weg te kiezen, de weg van liefde, de weg van ons hart in plaats van de weg van ons ego, of om met de woorden van Robert Muller (assistent generaal van de VN van 1961-1991) te spreken:

 

‘We hebben de verantwoordelijkheid om van deze planeet een Paradijs te maken. Wij mensen hebben niet meer genoeg aan logica en rede. Dat tijdperk hebben we gehad en het voldoet niet meer. We gaan nu het tijdperk van de liefde binnen: liefde voor onszelf, de mensheid, de planeet en de wonderbaarlijke schepper van dit alles’.


7. Levenssferen en -trappen.

 

Ons huidige leven is maar een klein onderdeel van onze eeuwige levensloop, is maar een kleine reis binnen het geheel van onze totale levensreis. Vele malen zijn we al hier geweest en waarschijnlijk zullen er nog vele levens op deze aarde volgen. Als we onze lessen hier hebben geleerd en voor ‘de aardschool’ zijn geslaagd, zullen we in buitenaardse sferen onze leerweg vervolgen. Zoals we onze scholingsweg beginnen op de basisschool en vervolgen op de middelbare school en de hierop volgende onderwijstrajecten, zo verloopt ook onze levensscholingsweg alsmaar verder, trap na trap, voorbij de grenzen van tijd en ruimte.

 

Doordat een aantal mensen kunnen kijken in de werkelijkheid buiten onze aardse grenzen en de geesteswereld via media steeds frequenter met ons in contact treedt, krijgen we steeds meer informatie over het totaal van onze levensweg. Zo wordt ons onder andere in de boeken van William Gijsen, Willem Glaudemans en Neale Donald Walsch een inkijk gegeven in het wonderbaarlijke wegennet waarvan onze huidige levensweg een onderdeel is.

Zo vertelt William Gijsen ons uitgebreid en gedetailleerd over de verschillende sferen die we in onze evolutie zullen doorlopen. Een sfeer is een bepaald bewustzijnsniveau waarin alle zielen zich bevinden die het inzicht hebben om op dezelfde manier bewustzijn, vrijheid en liefde te scheppen. De eerste drie sferen worden bevolkt door mensen die hun scholingsweg op deze aarde volgen, in de vier daarop volgende sferen verblijven zielen die niet meer incarneren op aarde en hun ontwikkelingsweg voortzetten in de geesteswereld, in een van de vele buitenaardse werkelijkheden.

Elke sfeer is weer opgedeeld in 7 trappen, net zoals bijvoorbeeld de basisschool is opgedeeld in een aantal klassen. Er zijn in totaal dus 49 wijsheidstrappen, waarvan we er, verspreid over een aantal levens, 21 op deze aarde belopen. Op iedere trap wordt er een verschillende les geleerd en in elke sfeer wordt er een één grote levensinstelling, een hoofdles geleerd.

In de hierna volgende beschrijving van de verschillende sferen volgen we hetgeen hierover is geschreven in het boek ‘Maak je hemel op aarde’ van William Gijsen.

 

In de eerste sfeer leren we als mens om te overleven. We proberen ons staande te houden in de buitenwereld en gaan door vallen en opstaan, door botsingen en machtsconflicten beseffen dat we daar anderen bij nodig hebben en dat een taakverdeling en met elkaar rekening houden noodzakelijk zijn.

In deze eerste sfeer willen we ‘erbij horen’ en dat doen we door ons voor anderen in te zetten. Hierbij hebben we de neiging onszelf weg te cijferen, maar verwachten dat ook van anderen. We willen nodig gevonden worden waardoor we ons bevestigd en geaccepteerd voelen. Is dat niet het geval dan voelen we ons schuldig omdat we vinden dat we ons niet voldoende hebben ingezet. We zijn in deze sfeer afhankelijk van de goedkeuring van de omgeving en verdelen deze in medestanders en vijanden. We doen er alles voor om van iemand een medestander te maken, lukt dat niet dan wordt hij als vijand beschouwd.

In deze sfeer, wordt als gevolg van het bovenstaande, onze mening over onszelf bepaald door het oordeel van de anderen.

In de eerste sfeer willen we dus overleven en erbij horen door als groepslid anderen te helpen bij het realiseren van hun leven.


In de tweede sfeer leren we aandacht te besteden aan het realiseren van onze eigen dromen en een keuze te maken tussen het belang van anderen en ons eigenbelang. We leren om niet de slaaf te zijn van anderen, maar meesterschap te krijgen over onze eigen levenssituatie. We volgen onze drang naar vrijheid en willen het allemaal zelf uitzoeken en op onze eigen manier doen. We ontwikkelen onze persoonlijke eigenheid en onafhankelijkheid. We volgen in plaats van anderen onszelf, onze eigen intuïtie, onze vrijheidsdrang. Hierdoor komen we vaak in botsing met mensen uit de eerste sfeer.

 

In de derde sfeer leren we de levenslessen van sfeer 1 en 2 te integreren. We leren te ervaren en in te zien dat zowel wijzelf als de anderen belangrijk zijn en dat vereniging in liefde de ware opdracht is van onze ziel. We voelen dat we een bijdrage moeten leveren aan het tot stand brengen van eenheid. We slaan bruggen tussen onszelf, anderen en het andere, tussen mensen, tussen mensen en de natuur, onze totale omgeving. We ontwikkelen wijsheid.

Mensen in deze sfeer stuiten vaak op vooroordelen omdat ze voor mensen uit andere sferen ogenschijnlijk geen duidelijke keuze maken voor zichzelf of anderen. ‘Ben je nu ervoor of ertegen?’ In de derde sfeer verblijven ‘en-en mensen’, mensen die kiezen voor regels die ze zelf hebben gekozen en waarvan ze het algemene nut inzien en die proberen hun opvattingen over te brengen op anderen vanuit hun betrokkenheid bij het welzijn van ons allen.

 

Na de eerste drie sferen doorlopen te hebben in onze incarnaties op aarde, vervolgen we onze leer- en levensweg buiten de stoffelijke aardse werkelijkheid. In vierde en volgende sferen bevinden zich doorgaans geen mensen meer die incarneren op aarde. We zijn dan letterlijk het aardse ontstegen.

Hebben we in de eerste drie sferen nog verlangens die gericht zijn op de bevrediging van onze eigen behoeften en min of meer losstaan van het welzijn van het grotere geheel, in de vierde sfeer volgen we de weg van het opgaan in het grote geheel en vinden we de zin van het leven in de zorg voor het geheel omdat we beseffen dat harmonie, het welzijn van ons allen bepaald wordt door de omgeving. Onze uitstraling heeft invloed, maakt deel uit van de omgeving en daarom willen daar een bijdrage aan leveren en elkaar hierin helpen. De weg van het opgaan in het groter geheel krijgt in deze sfeer de eerste tastbare vorm doordat er zielenkernen worden gevormd van elk 7 zielen die in de voorafgaande levens met elkaar verstrengeld zijn geraakt door hun onderlinge verbondenheid.

 

Leren we in de vierde sfeer om met ons energieveld de omgeving positief te beïnvloeden, in de vijfde sfeer verandert geleidelijk doen in zijn. We gaan beseffen dat liefde een zijnstoestand is en dat onze aanwezigheid in liefde volstaat om liefde te verbreiden. We kennen dit principe ook in ons aardse bestaan. Er zijn mensen die niets hoeven te doen, ze stralen alleen al door hun aanwezigheid iets uit dat een enorme invloed heeft.

In deze sfeer krijgt het opgaan in een groter geheel vorm doordat de in de vierder sfeer gevormde zielengroepen van 7 zielen worden samengevoegd met 6 andere zielengroepen en er dus zielenkernen ontstaan van 49 zielen. We kennen deze processen van groeiende verbondenheid ook in de aardse werkelijkheid. Individuen verbinden zich tot groepen, groepen verbinden zich tot grotere groepen, zoals bijvoorbeeld bepaalde politieke stromingen zich verenigen tot Europese partijen en landen zich verenigen tot bijvoorbeeld een verenigd Europa en de Verenigde Naties.

 

Leren we in de vijfde sfeer de overgang te maken van doen naar zijn, in de zesde sfeer leren we om gewoonweg te zijn, leren we af om te beoordelen en te meten, leren we dat hetgeen we doen wat in onze macht ligt goed is zoals het is. We leren om ons te laten meevoeren op de energie van het grote levensplan. We leren ons in vertrouwen over te geven aan de grote stroom zonder ons bezig te houden met doelen. We leren stapsgewijs om alleen maar te zijn in het grote geheel en afstand te doen van ons eigen zijn.

 

In de zevende sfeer maken we de laatste stap van ik naar wij. We leren om, in plaats van ons bewust te zijn van onszelf, ons bewust te worden van geheel waarvan we deel uitmaken. We leren het verschil voelen tussen zelfbewust en totaal bewust zijn, het Al-bewustzijn. We gaan op weg naar de eenheid met dat wat onze oorsprong is en dat we in wereldse taal het Al noemen of God. We keren terug naar Thuis.

 

Na de zevende sfeer gaan we naar een totaal ander universum waar we hier op aarde geen enkele weet van hebben en waar we als unieke en zelfstandige ziel weer verder onze levensweg vervolgen naar alsmaar verder. Vanuit ons veilige Thuis vervolgen we verkwikt en met een vers rugzakje weer onze weg zoals we in- en uitademen, we samenkomen, ons verbinden en verenigen en ons terugtrekken in onszelf, de ademing van het eeuwige leven.

 

In de boeken ‘Maak je hemel op aarde’ en ‘De DNA-code van de ziel’ van William Gijsen en het boek ‘Boek van het eeuwige leven’ van Willem Glaudemans worden de verschillende sferen en de trappen die we binnen deze sferen hebben te belopen uitvoerig en gedetailleerd beschreven. De beschrijvingen komen niet altijd overeen omdat ze vanuit een bepaald gezichtpunt worden beschreven, maar ze geven ieder op hun eigen wijze inzicht in het groei- en ontwikkelingsproces dat we hier en hierna mogen doorlopen en geven uitzicht op de wonderbaarlijke toekomst die ons te wachten staat.

 

Ik wens ons allen heel veel succes op onze spannende levensreis waarop we velen trappen hebben te beklimmen om uiteindelijk de top te bereiken met het uitzicht dat in onze diepste dromen besloten ligt.

 

8. Literatuur.

 

De levensloop van de mens.

Ontwikkeling en ontwikkelingsmogelijkheden in verschillende levensfase. Bernard Lievegoed, 2004.

 

Wetmatigheden in de menselijke levensloop.

Diether Lauenstein, 1978.

 

De menselijke levensloop.

Een psychotherapeutische benadering met behulp van sprookjesbeelden.

A.J. Welman, 1987.

 

Karma en vrijheid.

Manuela Oetinger, 2005.

 

Cursus Biografie.

Rincke Visser, Vrije Hogeschool Driebergen, 1987-1988.

 

Zeven vragen over het leven.

Harrie Bielders, 2013.

 

Een kleine filosofie van het ouder worden.

Wilhelm Schmid, 2017.

 

Atlantis herhaald? Over de tijd die komen gaat.

Hans Stolp en Harm Wagenmakers, 2005.

 

Het begint. Een wérkelijk nieuwe tijd breekt aan.

Ronald Jan Heijn, 2016.

 

Colorstrology.

What your birthdaycolor says about you.

Michele Bernhardt, 2005.

 

Thuis bij God in een altijd durend leven.

Neale Donald Walsch, 2006.

 

Maak je hemel op aarde.

Je ziel wijst de weg.

William Gijsen, 2013.

 

De DNA-code van de ziel.

Jouw unieke levensopdracht onthuld.

William Gijsen en Joke Dewael, 2014.

 

Boek van het eeuwige leven.

Willem Glaudemans, 2016.

9. Bijlage:


Het schema ‘De levensloop van de mens’: een schematisch overzicht gegeven van een aantal kenmerken van de besproken levensfasen.

 

Betekenis van de kleuren in de tijdsbalk:

 

Paars: doeperiode, accent op leren door doen.

Blauw: verstands-/denkperiode, accent op leren door het gebruik van het verstand.

Rood: Gevoelsperiode: accent op leren door voelen.